3.1.4.2
EVENT [GEBEURTENIS]
Een gebeurtenis is een groep van meerdere activiteiten die plaatsvinden als het systeem door een detector wordt geactiveerd.
Een gebeurtenis kan, bijvoorbeeld, worden aangemaakt voor het automatisch inschakelen van de lamp in het portiek
(aangesloten op een aan/uit-apparaat) als de contactdetector van de deur of het raam waarneemt dat de voordeur opengaat.
In tegenstelling tot programma's worden gebeurtenissen door detectoren geactiveerd in plaats van op verzoek van de
gebruiker.
Een gebeurtenis kan ook zo worden ingesteld, dat deze door een wijziging in de beveiligingsinstellingen wordt geactiveerd.
Bijvoorbeeld, door het bedieningspaneel op afstand via de website op een inschakelmodus in te stellen, kan de verlichting
worden ingeschakeld om indringers te verjagen.
Onderdeel
NAME [NAAM]
NUMBER [NUMMER]
EVENT [GEBEURTENIS]
Stap 1:
SET TRIGGER
[TRIGGER INSTELLEN]
Stap 2:
ACTIVATE ACTION1
[ACTIE1 ACTIVEREN]
Stap 3:
SET ACTION TIME
[ACTIETIJD INSTELLEN]
(optioneel)
Stap 4:
ACTIVATE ACTION2
[ACTIE2 ACTIVEREN]
(optioneel)
Beschrijving
Naam van de gebeurtenis.
Nummer van de gebeurtenis.
De status van de gebeurtenis:
Selecteer 'ENABLE' [INSCHAKELEN] om de gebeurtenis te activeren.
Selecteer 'DISABLE' [UITSCHAKELEN] om de gebeurtenis af te sluiten.
Het type trigger voor het activeren van de gebeurtenis instellen:
DEVICE TRIGGER [APPARAATTRIGGER]: Een aan het systeem toe te voegen detector
selecteren en de soort actie waardoor deze wordt geactiveerd bepalen.
SYSTEM TRIGGER [SYSTEEMTRIGGER]: De beveiligingsmodus instellen. (optioneel)
ADVANCE SETTINGS [GEAVANCEERDE INSTELLINGEN]: De tijd instellen waarop de
gebeurtenis in werking zal treden. (optioneel)
De actie instellen die moet worden ondernomen als de trigger is geactiveerd:
CONTROL DEVICE [BESTURINGSAPPARAAT]: Een besturingsapparaat voor het besturen
van de apparaten (max. 16) selecteren.
PROGRAMMES [PROGRAMMA'S]: Een te activeren programma selecteren.
De vertragingstijd voorafgaande aan het activeren van Actie2 instellen.
Een andere te ondernemen actie instellen:
CONTROL DEVICE [BESTURINGSAPPARAAT]: Een besturingsapparaat voor het besturen
van de apparaten (max. 16) selecteren.
PROGRAMMES [PROGRAMMA'S]: Een te activeren programma selecteren.
41
Maximaal 32 gebeurtenissen kunnen worden toegevoegd
en onderhouden.