Functies en bediening van de trainingscomputer
NL
het bereik voor een algemene fitnesstraining.
– 90% van de maximale hartslag (220 – leeftijd) is geschikt
voor een korte submaximale belastingintervallen voor ver-
mogenverbetering in een intervaltraining.
– 5411- De instelling „Tag" veroorlooft een programmering van
een individuele polsslagwaarde als trainingsdoel. Bij over-
schrijding van deze ingestelde waarde hoort u een signaal.
Na de keuze van de THR-waarde met de ENTER toets bevestigen,
u komt dan in de programmeermodus.
In deze trainingsmodus is het niet mogelijk tevens een PULSE
waarde in te stellen. Alle andere programmeringen kunnen vrij
ingesteld worden. [TIME, DISTANCE of CALORIES]. Trainings-
beging door indrukken van de toets START en actief trainen.
– De computer volgt uw actueel gemeten hartslag in vergeli-
jking met de voorgeprogrammeerde doelpolsslag en past het
remniveau tijdens de training aan.
– als de actuele hartslag lager dan de doelwaarde is, wordt
het remniveau elke 30 seconden steeds met 1 niveau verhoogd
tot de maximale weerstand of de voorgeprogrammeerde doel-
polsslag bereikt is.
– Als de actuele hartslag hoger dan de doelwaarde is, wordt
het remniveau automatisch verlaagd. Zij wordt elke 15
seconden met 1 niveau verlaagd tot de ingestelde doel-
polsslag bereikt is.
– Als het remniveau tot 1 gedaald is maar de hartslag na 1
minuut nog steeds hoger dan de doelwaarde is, stopt de com-
puter en hoort u een akoestisch signaal ter waarschuwing.
– Via de ingestelde trainingstijd [TIME] toont de computer in
het afstandsprofiel (balkdiagram) van links naar rechts met
de knipperende balk het trainingsverloop.
– Als de geprogrammeerde waarde [TIME, DISTANCE of
CALORIES] bereikt wordt, hoort u 8 seconden lang een
akoestisch signaal. De trainingsgegevens worden niet verder
geteld. U heeft het trainingsdoel bereikt! Door indrukken van
START kunt u de training weer voortzetten.
Training > USER
Trainingsprogramma door gebruikerinstelling
(USER = gebruiker
In de trainingsmodus USER kunt u een eigen afstandsprofiel ont-
werpen. De invoer gebeurt via de draaiknop UP / DOWN, om
de profielhoogtes in te stellen. Naar de volgende balk gaat u
met de knop ENTER; dan weer UP of DOWN voor hoogte etc.
Programmeer alle 16 balken. Trainingsbegin door indrukken van
de START toets en actieve training.
Als u uw eigen afstandsprofiel ontworpen heeft, kunt u daarbij
ook de waardes programmeren. Druk daarvoor op de toets
START/STOP. Hiervoor drukt u de ENTER toets 2 seconden in.
Het TIME segment knippert. U kunt een willekeurige trainingsti-
jdwaarde (TIME) door draaien van de UP / DOWN knop
24
ingeven en met de ENTER toets bevestigen. U geraakt daarmee
in de afstandinstelling (DISTANCE) etc. Alle programmeringen
zijn individueel mogelijk. [TIME, DISTANCE, CALORIES of
PULSE]. Er moet minstens een geprogrammeerde waarde gekozen
worden. Na instellen van de programmeringen de training
beginnen door indrukken van de START toets en actief trainen.
Met de toetsen UP en DOWN kan voor en tijdens de training
het totale afstandsprofiel verhoogd of verlaagd worden.
Via de ingestelde trainingstijd (TIME) toont de computer in het
afstandsprofiel (balkdiagram) van links naar rechts met de knip-
perende balk het trainingsverloop. Als de voorgeprogram-
meerde waarde [TIME, DISTANCE, CALORIES of PULSE] bereikt
wordt, hoort u 8 seconden lang een akoestisch signaal. De trai-
ningsgegevens worden niet verder geteld. U heeft het trai-
ningsdoel bereikt! Door indrukken van de START-toets kunt u de
training weer voortzetten.
RECOVERY
Herstelpolsslagfase
De RECOVERY-functie kan na elke training uit-
gevoerd worden.
Met de RECOVERY-toets activeert men een her-
stelpolsmeting aan het einde van de training. Uit
de begin- en eindpolsslag van één minuut wordt de afwijking
en een conditiecijfer berekend. Bij een gelijke training is de ver-
betering van dit cijfer een maatstaf voor de conditieverbetering.
Als u de doelwaarde bereikt heeft, de training beëindigen,
druk op de RECOVERY-toets en laat daarna de handen op de
handsensoren liggen. Bij voorgenoemde polsslagmeting verschijnt
in de display 00:60 als tijd en in de PULSE-display knippert de
actuele polsslagwaarde. De tijd begint van 00:60 terug te
tellen. Laat uw handen op de polssensoren liggen
totdat tot >0< teruggeteld is. Rechts in de display
wordt een waarde tussen F1 en F6 weergegeven.
F1 is de beste en F6 is de slechtste stand. Nogmaals
indrukken van RECOVERY beëindigt de functie.
6. Mogelijkheden voor polsslagmeting
– De computer heeft verschillende sensoren voor het meten van
de hartslag: handsensoren en borstgordel (als accessoire ver-
krijgbaar). De herkenningsprioriteit is: borstgordel en hand-
sensoren.
– Als u via de handsensoren wilt werken, doe de borstgordel
niet om.
– Als u met de borstgordel wilt werken, doe de borstgordel om,
om met de meting van de hartslag te kunnen beginnen.
– De geïntegreerde polsslagontvanger is compatibel met onge-
codeerde POLAR borstgordelzenders. Bij gecodeerde
systemen kunnen foutieve polsslagwaardes getoond worden.
Wij adviseren de T34 van POLAR.
Opmerkingen
– Als gedurende 4 minuten géén signaal naar de computer gaat,
schakelt het display automatisch uit en alle voorgaande trai-
ningsgegevens worden opgeslagen. Druk op een wille-
keurige toets om de computer opnieuw op te starten.
– Als de display van de computer niet goed functioneert,
a.u.b. de stroomverzorging verwijderen en het apparaat
opnieuw aansluiten