Fronius Vizor Air/3X Manual De Instrucciones página 31

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 24
of de geschiktheid van het geventileerde adembeschermingseenheid-systeem.
Garantie en aansprakelijkheid
De garantiebepalingen kunt u vinden in de algemene leverings- en
betalingsvoorwaarden van de nationale Fronius-verkoopafdeling. Voor meer
informatie kunt u terecht bij uw geautoriseerde vakhandelaar. Garantie geldt alleen
voor materiaalmankementen. In het geval van schade op basis van ondeskundig
gebruik komen de garantie en aansprakelijkheid te vervallen. De garantie en
aansprakelijkheid vervallen eveneens wanneer er geen originele reserveonderdelen
worden gebruikt. Slijtagedelen zijn uitgesloten van garantie.
Verwachte levensduur
Voor geventileerde adembeschermingseenheid geldt geen vervaldatum. Het product
kan worden gebruikt zolang er geen zichtbare of onzichtbare beschadigingen of
functionele storingen optreden.
Toepassingsgebied
De geventileerde adembeschermingseenheid is een aangedreven
beademingsapparaat voor luchtzuivering (powered air purifying respirator,
PAPR) ter bescherming tegen stof en deeltjes. Dit systeem is TH3P-
gecertificeerd in overeenstemming met de Europese norm EN 12941:
1998 en P3-gecertificeerd in overeenstemming met de Australische norm
AS/NZS 1716: 2012.
De geventileerde adembeschermingseenheid wordt gebruikt ter ondersteuning
van het ventilatieproces. Het vermindert de voor inademen vereiste inspanningen
en daardoor vermoeidheid. Het elektronische systeem voor het regelen van de
luchtstroom bewaakt de ventilator voor het verzekeren van een constante stroming
van min. 170 L/min.
De effectieve werktijd van de geventileerde adembeschermingseenheid met een
volledig geladen accu is afhankelijk van het type accu en de toestand van de filter (zie
de tabel met technische specificaties).
Inspecteren en testen ter voorbereiding op het gebruik
• Verwijder voorzichtig de verpakking van de verschillende onderdelen.
• Laad de batterij volledig op voor het eerste gebruik
Inspectietabel:
Controleer of het apparaat compleet is in overeenstemming met de leveringsomvang
en dat er niets is beschadigd. Neem contact op met de verkoopafdeling als er schade
is of als een onderdeel ontbreekt. Gebruik nooit een beschadigde of onvolledige
eenheid. Bekijk specifiek de volgende componenten:
COMPONENT
ZOEKEN
1. Connector is gebroken of gebroken.
Accu
2. Los batterijvakdeksel of beschadigde connector.
1. Gaten, snijwonden of schaafwonden.
Slang
2.
Beschadigde spiralen.
1. Bezuinigingen, inkepingen, tranen of gebroken stiksels.
Riem /
2.
Beschadigde gesp.
schouderharnas
3. Losse hardware.
Voor alle informatie over e600 faceseal, gebruikt u de handleiding voor
gezichtsverzegeling.
Inspecteren en testen voor gebruik (zie deksel IV)
Controleer voor elk gebruik of de geventileerde adembeschermingseenheid in een
onberispelijke staat is en ga als volgt te werk:
1. Controleer of de hoofdfilter en de voorfilter naar behoren zijn geïnstalleerd en of
de openingshendel van het afdekplaatje stevig vastzit (afdekplaatje moet met een
klikgeluid sluiten) (afb. 1).
2. Controleer de luchtslang en het luchtaansluitstuk op schade (gaten, scheuren,
sneden). Sluit de luchtslang aan op de helm en de ventilator door de slang op het
overeenkomstige deel van de unit te drukken totdat een klikgeluid garandeert dat
deze niet kan worden verwijderd door licht trekken. (Afb. 2)
3. Schakel de geventileerde adembeschermingseenheid in door ca. 0,5 seconden
op de knop Aan/uit te drukken. (Afb. 3) Tijdens het opstarten dat ca. 3 seconden
duurt, worden alle 5 LED's (3 groene LED's voor de stromingsselectie en 2 rode
LED's: 1 voor de accustatus en de andere voor de filterstatus - afb. 4) ingeschakeld
en weerklinkt een hoorbaar alarm (3 piepen). Daarna is de geventileerde
adembeschermingseenheid klaar voor gebruik.
4. Daarnaast voert de geventileerde adembeschermingseenheid tijdens dit
opstartproces een eerste zelftest uit om te verzekeren dat de unit een correcte
stroming levert die hoger is dan 170 L/min. Als de rode LED van de filter na de
hiervoor genoemde 3 seconden uitschakelt, blijft er een stroming van ten minste
170 L/min bestaan. Vanwege een ingebouwde stromingsensor regelt en behoudt
de geventileerde adembeschermingseenheid continu een correcte stroming
gedurende de volledige werking die hoger is dan 170 L/min.
5. Zoals vermeld, heeft de geventileerde adembeschermingseenheid een visueel
en hoorbaar waarschuwingssignaal (afb. 5) voor een lage accuspanning
en een ontbrekende, verstopte of verkeerd geplaatste filter. Als er een
waarschuwingssignaal wordt geactiveerd, moet u de gevarenzone onmiddellijk
verlaten!
Controleer het alarm voor een lage luchtstroming/verstopte filter door een lage
luchtstroming als volgt te simuleren:
verwijder de slang van de helm, terwijl de geventileerde
adembeschermingseenheid-unit is ingeschakeld, en bedek het uiteinde
van de slang stevig met de palm van uw schone hand; de motor zal dan
automatisch versnellen in een poging de toestand van de lage luchtstroming
te compenseren. Houd uw handpalm stevig op het slanguiteinde gedrukt,
waardoor u een dichte verzegeling maakt. Wanneer u een dichte verzegeling
hebt gemaakt, geeft de unit een hoorbaar alarm en wordt de rode LED van de
filter ingeschakeld.
6. Druk gedurende ca. 3 seconden op de knop Aan/uit om het alarm te stoppen
en sluit de slang op de helm aan.
7. Controleer of de veiligheidshelm niet beschadigd is, zet deze op en gesp de
PAPR om de heup.
8. Start de ventilator en verifieer of de lucht normaal in de veiligheidshelm
circuleert.
In geval van beschadiging moet u het defecte onderdeel vervangen, voordat u de
PAPR gaat gebruiken.
Werking (zie deksel IV)
Grootte van de gordel aanpassen: trek de gordel aan (afb. 6) en stel de grootte zo
in dat de ventilatorunit comfortabel op de heup zit.
Luchtslang weghalen: druk de slangaansluiting aan beide zijden in en haal deze
los van het tegenstuk (afb. 7).
Accu plaatsen: de accu moet in de betreffende schuifrail aan de rechteronderkant
van de geventileerde adembeschermingseenheid worden geplaatst. Schuif de
accu erin totdat u een klik hoort (afb. 8).
Accu eruit halen en opladen: trek de openingshendel van het afdekplaatje op de
accu terug en trek deze uit de schuifrail totdat deze volledig uit de ventilatorunit is
verwijderd (afb. 9). Sluit de accu daarna op het laadapparaat aan (afb. 10). Het
laadproces wordt via de geel verlichte LED op het laadapparaat weergegeven.
Wanneer het laden is voltooid, wordt de LED groen en wordt de druppellaadmodus
ingeschakeld. Controleer of de spanning in het stopcontact overeenkomt met de
opgegeven spanning van de oplader.
WAARSCHUWING
• Lithium-ionbatterijen kunnen alleen worden opgeladen met een original oplader
. Het gebruik van andere opladers kan explosies veroorzaken die letsel of de dood
tot gevolg hebben.
• Laders zijn uitsluitend voor gebruik binnenshuis en mogen niet worden
blootgesteld aan elementen buitenshuis. Laad de batterij niet op bij een temperatuur
lager dan 32 ° F of hoger dan 0 ° C - 45 ° C. Laad de batterij niet op in de buurt van
ontvlambare materialen zoals dozen, papier en meubels.
• Het opladen van de batterij moet op een veilige, niet-gevaarlijke locatie gebeuren.
Laad de batterij niet op of berg deze niet op in de buurt van het lasapparaat.
• Stel de lithium-ion-cellen niet bloot aan water of laat ze nat worden. Incidentele
blootstelling van het batterijpakket aan water is aanvaardbaar mits de
lithiumioncellen droog blijven.
• Demonteer of wijzig de batterijen niet. De batterijen bevatten veiligheids- en
beschermende apparaten die, als ze beschadigd zijn, de batterijen hitte kunnen
laten ontwikkelen, ontploffen of ontbranden.
WAARSCHUWING
• Plaats de batterij niet in direct zonlicht of gebruik of bewaar de batterij niet in de
buurt van een warmtebron of vlamboog.
• Het negeren van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel,
ernstige ziekte of overlijden.
VOORZICHTIGHEID
• Beveelt aan dat de batterij wordt opgeladen en opgeslagen bij een temperatuur
tussen 4,5 ° C en 26,7 ° C (40 ° F en 80 ° F). Opladen bij hogere temperaturen
veroorzaakt een vermindering van de capaciteit en verkort de levensduur van de
batterij.
• Wees voorzichtig om te voorkomen dat de cellen doorboren of scheuren.
• Als de lithiumbatterij is beschadigd, lijkt op te zwellen, lek raakt of tijdens het
opladen abnormaal heet wordt, stop dan onmiddellijk het gebruik en bewaar hem
in een vuurbestendige container totdat deze kan worden gerecycled.
• Laat de batterij niet langer dan 70 uur aan de oplader hangen.
31
loading