Algemeen
Zowel in rugligging als buikligging moeten cliënten zodanig op het matras worden gelegd
dat de schouders zich op een lijn met cel (4e) bevinden die de schouders ondersteunt.
Voor een optimaal gebruik van het systeem is het van belang dat cliënten op de juiste
wijze op het matras worden gelegd.
Rugligging
Schouderondersteuningscel (4)
Hoofdsectiecellen
(1-3) Alternerend
Rugligging
Zorg ervoor dat de ontluchtingsventielen van de drie hoofdsectiecellen zodanig zijn
gesloten dat de cellen ter ondersteuning van het hoofd geheel zijn opgeblazen.
In dynamische mode alterneren alle 20 cellen van het matras, inclusief de hoofdsectie,
in een cyclus van 10 minuten Dit verschaft bescherming voor alle kwetsbare gebieden
inclusief de occiput (achterhoofd).
Het komt soms voor dat sommige cliënten liever geen rustige alternering onder
hun hoofd hebben. Dit kan worden opgelost door een dun kussen onder het hoofd
te plaatsen.
Hoofdsectie leeg laten lopen: Rugligging
• Als de cliënt op zijn rug ligt, kunnen de cellen van de hoofdsectie worden leeggelaten
waardoor:
• De nek gestrekt kan worden (bv. bij noodprocedures of canulatie).
• Toegang tot het hoofd wordt verkregen (bv. hygiëne of wondverzorging).
• Deze actie moet onder toezicht van een daartoe opgeleid clinicus worden ondernomen.
• Ondersteun altijd de nek voorafgaand en tijdens het werken met de ontluchtingsventielen.
• Open de ontluchtingsventielen van de drie cellen van de hoofdsectie zodanig dat tot
drie van deze cellen volledig worden leeggelaten.
• Laat de cliënt nooit zonder toezicht.
• Zorg voor voldoende ondersteuning van het hoofd en de schouders en zorg voor andere
methoden waarmee gewoonlijk drukdistributie wordt toegepast, als de hoofdcellen leeg
blijven.
De schouderondersteuningscel (4) blijft alternerend.
(Alternerend)
(1 – 3) Geheel leeggelaten
Vooroverliggende positie
Schouderondersteuningscel (4)
Hoofdsectiecellen
19
(Alternerend)