Montage
3.7
Aarding
3.7.1
Algemene informatie voor aarding
De volgende punten bij de aarding in acht nemen:
•
Meegeleverde groen-gele kabels voor de aarding gebruiken.
•
Aardingsschroef van de meetwaardeopnemer (aan de flens en aan de
meetomvormerbehuizing) met bedrijfsaarde verbinden.
•
De aansluitkast moet op dezelfde wijze geaard worden.
•
Bij kunststofleidingen, resp. geïsoleerde bekledingsbuisleidingen gebeurt de aarding via de
aardingsschijf of aardingselektroden.
•
Bij optredende stoorspanningen uit vreemde bron een aardingsschijf voor en achter de
meetopnemer inbouwen.
•
Uit meettechnische redenen dient het potentiaal van de bedrijfsaarde identiek met het
buisleidingspotentiaal te zijn.
•
Een extra aarding via de aansluitklemmen is niet noodzakelijk.
Belangrijk
Wanneer de meetwaardeopnemer in kunststof-, steen- of buisleidingen met isolerende
bekleding wordt ingebouwd, kan het in speciale gevallen tot compensatiestromen over de
aardingselektroden komen. Op langere termijn kan de meetwaardeopnemer hierdoor vernield
worden, daar de aardingselektrode elektrochemisch afgebouwd wordt. In deze gevallen moet
de aarding via aardingsschijven uitgevoerd worden.
3.7.2
Metalen buis met starre flenzen
1. Draad M6x12 (2) in de flenzen van de pijpleiding en de meetwaardeopnemer plaatsen.
2. Aardingsbanden (1) met schroef, veerring en sluitring volgens de tekening bevestigen.
3. Verbinding met koperen leiding (ten minste 2,5 mm² (14 AWG)) tussen de aardaansluiting
van de meetopnemer aanleggen en een goed aardingspunt maken.
Afb. 19
20 - NL
1
2
Flensuitvoering
FSM4000
Tussenflensuitvoering
G00530
D184B141U03