e) Houd het apparaat alleen vast aan de geïso-
leerde greepgedeelten, wanneer u werkzaamhe-
den uitvoert waarbij het inzetgereedschap ver-
dekte stroomleidingen kan raken. Het contact met
een spanningvoerende leiding zet ook de metalen de-
len van het elektrisch gereedschap onder spanning
en leidt tot een elektrische schok.
f)
Gebruik bij het langszagen altijd een aanslag of
een rechte kantgeleiding. Hierdoor wordt de zaag-
precisie verbeterd en de mogelijkheid verkleind dat
het zaagblad beklemd raakt.
g) Gebruik altijd zaagbladen van de juiste grootte en
met een passend opnameboorgat (bijv. stervor-
mig of rond). Zaagbladen die niet bij de montage-
onderdelen van de zaag passen, lopen onrond en
leiden tot verlies van controle.
h) Gebruik
nooit
nl
zaagblad-opsluitringen
zaagblad-opsluitringen en ‑schroeven zijn speciaal
voor uw zaag ontworpen, voor optimale prestaties
en veiligheid.
5.2.2 Overige veiligheidsinstructies voor alle zagen
Terugslag - Oorzaken en bijbehorende veiligheids-
voorschriften:
Een terugslag is een plotselinge reactie als gevolg van
een zaagblad dat blijft haken, beklemd raakt of verkeerd
is uitgelijnd. Dit leidt ertoe dat een ongecontroleerde zaag
loskomt en zich buiten het werkstuk in de richting van de
bediener beweegt;
wanneer het zaagblad blijft haken of beklemd raakt in
de zaagsnede, blokkeert het en wordt het apparaat door
de kracht van de motor in de richting van de bediener
teruggeslagen;
wordt het zaagblad in de zaagsnede verdraaid of verkeerd
uitgelijnd, dan kunnen de tanden van de achterzijde van
het zaagblad in het oppervlak van het werkstuk blijven
haken, waardoor het zaagblad uit de zaagsnede komt en
de zaag terugspringt in de richting van de bediener.
Een terugslag is het gevolg van een verkeerd of foutief
gebruik van de zaag. Dit kan door geschikte voorzorgs-
maatregelen, zoals hierna beschreven, worden voorko-
men.
a) Houd de zaag met beide handen vast en breng uw
armen in zo'n houding dat u de terugslagkrach-
ten kunt weerstaan. Blijf aan de zijkant van het
zaagblad en breng het nooit in één lijn met uw
lichaam. Bij een terugslag kan de cirkelzaag naar
achteren springen. Wanneer de juiste maatregelen
worden genomen, kan de bediener de terugslag-
krachten echter onder controle houden.
b) Wanneer het zaagblad beklemd is geraakt of u het
werk onderbreekt, schakelt u de zaag uit en houdt
u het apparaat stil op zijn plaats tot het zaagblad
tot stilstand gekomen is. Probeer nooit de zaag uit
het werkstuk te verwijderen of hem naar achteren
te trekken, zolang het zaagblad zich beweegt.
Anders kan een terugslag plaatsvinden. Stel de
oorzaak voor het beklemd raken van het zaagblad
vast en hef deze op.
92
beschadigde
of
verkeerde
of
-schroeven.
c) Wanneer u een zaag die in het werkstuk steekt
weer wilt starten, centreert u het zaagblad in
de zaagsnede en gaat u na of de zaagtanden
niet in het werkstuk zijn blijven haken. Klemt het
zaagblad, dan kan het uit het werkstuk komen of een
terugslag veroorzaken wanneer de zaag opnieuw
gestart wordt.
d) U dient de grote platen te stutten om het risico
van een terugslag door een klemmend zaagblad
te verminderen. Grote platen kunnen doorbuigen
onder hun eigen gewicht. Platen moeten aan beide
kanten, zowel bij de zaagsnede als bij de rand, wor-
den ondersteund.
e) Gebruik geen stompe of beschadigde zaagbla-
den. Zaagbladen met stompe of verkeerd uitgelijnde
tanden leiden door een te smalle zaagsnede tot een
grotere wrijving, het beklemd raken van het zaagblad
De
en terugslag.
f)
Zet voor het zagen de zaagdiepte- en zaaghoek-
instellingen vast. Wanneer u tijdens het zagen de
instellingen verandert, kan het zaagblad beklemd ra-
ken en treedt er mogelijk een terugslag op.
g) Wees bijzonder voorzichtig bij het zagen in be-
staande wanden of andere gebieden die niet
zichtbaar zijn. Het invallende zaagblad kan bij het
zagen in verborgen objecten blokkeren en een terug-
slag veroorzaken.
5.2.3 Veiligheidsinstructie voor cirkelzagen met
pendelbeschermkap
Functie van de onderste beschermkap
a) Controleer voor gebruik altijd of de onderste be-
schermkap correct sluit. Gebruik de zaag niet
wanneer de onderste beschermkap niet vrij be-
weegbaar is en niet direct sluit. Klem of bind de
onderste beschermkap nooit in geopende stand
vast. Wanneer de zaag per ongeluk op de grond
valt, kan de onderste beschermkap worden verbo-
gen. Open de beschermkap met de terugtrekhendel
en zorg ervoor dat de kap zich vrij beweegt en bij
alle zaaghoeken en ‑dieptes noch het zaagblad noch
andere delen raakt.
b) Controleer de functie van de veer voor de onder-
ste beschermkap. Laat het apparaat voor gebruik
repareren wanneer de onderste beschermkap en
de veer niet correct werken. Door beschadigde
onderdelen, kleverige afzettingen of ophopingen van
spanen wordt de werking van de onderste bescherm-
kap vertraagd.
c) Open de onderste beschermkap alleen met de
hand bij bijzondere snedes, zoals "inval‑ en hoek-
zaagsnedes". Open de onderste beschermkap
met de terugtrekhendel en laat deze los zodra
het zaagblad in het werkstuk is binnengedrongen.
Bij alle andere zaagwerkzaamheden zou de onderste
beschermkap automatisch moeten werken.
d) Leg de zaag niet op de werkbank of op de vloer
zonder dat de onderste beschermkap het zaag-
blad bedekt. Een onbeschermd, nalopend zaagblad
beweegt de zaag tegen de zaagrichting in en zaagt