7.18.2 De veiligheidscode invoeren en activeren
Door de viercijferige veiligheidscode in te voeren
wordt voorkomen dat ongeautoriseerde personen ge-
bruik maken van uw apparaat. Let erop dat de laser,
wanneer deze veiligheidscode is ingevoerd, niet meer
kan worden gebruikt zonder dit nummer in te voeren.
Nadat het instrument is ingeschakeld, wordt automa-
tisch om deze code gevraagd.
1.
Druk tegelijkertijd op de invoertoets (Aan / Uit)
en de blokkeertoets.
Op het display verschijnen de ingestelde waar-
den.
2.
Ga met de toets "Laserstraal op / neer" naar de
cel "Input S Code".
nl
3.
Druk op de SET toets om de modus te verkrijgen.
4.
Met de toets "Laserstraal op / neer" en de rich-
tingstoets kunt u naar het betreffende getal na-
vigeren. Met Set het gekozen getal bevestigen.
Zodra de vier getallen van de code beschikbaar
zijn, kan dit met de Set-toets bevestigd worden.
5.
Het indicatieveld schakelt terug naar de modus.
Nu kan de veiligheidscode geactiveerd (On met
de Set-toets) of op een later tijdstip gedeactiveerd
(OFF met de Set-toets) worden.
Het instrument schakelt weer terug naar de nor-
male modus.
7.18.3 De bedrijfsnaam invoeren
Hier wordt beschreven hoe de bedrijfsnaam wordt
ingevoerd en hoe de ingevoerde bedrijfsnaam kan
worden veranderd. Er kunnen maximaal 32 tekens
(16 tekens in twee rijen) worden ingevoerd.
1.
Druk tegelijkertijd op de invoertoets (Aan / Uit)
en de blokkeertoets.
Op het display verschijnen de ingestelde waar-
den.
2.
Ga met de toets "Laserstraal op / neer" naar de
cel "Change Name".
3.
Druk op de SET toets om de modus te verkrijgen.
4.
Met de toets "Laserstraal op / neer en de rich-
tingstoets kunt u naar de betreffende letters /
getallen navigeren. Met Set het gekozen cijfer
bevestigen. Zodra de juiste naam / omschrij-
ving beschikbaar is, kan deze met de Set-toets
bevestigd worden.
Het instrument schakelt weer terug naar de nor-
male modus.
108
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5070160 / 000 / 00
7.19 De betrouwbaarheid controleren 13
1.
Plaats de laser op een helling van 0.000%.
2.
Plaats een nivelleerlat op 1 m afstand van de
laser en een tweede op een afstand van 60 m en
noteer de aflezingen waarbij de laser de lat raakt.
3.
Zet een nivelleerinstrument in het midden van
de beide meetlatten en lees van beide latten de
hoogtewaarde af.
4.
Bereken de differentie op basis van de lataflezing
van het nivelleerinstrument en de laser bij lat 1
en lat 2. Zijn beide waarden identiek, dan is de
laser afgesteld.
AANWIJZING Bevinden de differenties X1 en X2
zich niet binnen de tolerantie, neem dan contact
op met de dichtstbijzijnde Hilti-vestiging.
7.20 Werken met de PPA 20 afstandsbediening
De functie "Slot" moet bij het laserapparaat opgeheven
zijn.
Met de afstandsbediening PPA 20 kunt u de laser AAN
en UIT schakelen, de horizontale afstelling activeren
en de lasermodus selecteren.
Druk op de betreffende toets van de afstandsbediening
om de gekozen functie te activeren.
7.21 In de stand-by-functie werken
Om de laser uit te schakelen moet de aan/uit-toets op
de laser worden ingedrukt.
Met de aan/uit-toets op de afstandsbediening wordt
alleen de laserstraal uitgeschakeld; de laser werkt dan
in de stand-by-modus (de stand-by LED op de laser
knippert langzaam).
Wanneer u de afstandsbediening gebruikt, richt dan
de signaalgever van de afstandsbediening op het
ontvangstvenster van de laser.
Houd bij het inschakelen van de laser de aan/uit-toets
2 seconden ingedrukt.
AANWIJZING
Wordt de rioollaser bewogen, dan kan hij niet meer
m.b.v. de afstandsbediening worden ingeschakeld.
Op het display van de rioollaser verschijnt dan de
foutmelding Error en de laserstraal knippert langzaam.
Druk op de aan/uit-toets van de rioollaser en contro-
leer de opstelling van de laser.