3. Koelpijp en afvoerpijp
B
Fig. 3-5
A
Fig. 3-6
4. Elektrische aansluitingen
A
B
F
A Kap
B Schakeldoos
C Aansluitblok voor voedingskabel
D Aansluitblok voor transmissiekabel
E Besturingskaart
F Adreskaart
G Vastzetten met bedradingsklem
H Aansluitblok voor MA-afstandsbediening
Fig. 4-1
B
A
1
M1 M2
M1 M2
TB3
TB5
B
2
M1 M2
TB3
Fig. 4-2
30
E
F
G
C
H
D
I
C
D
G
H
E
F
A
S
1
2
M1 M2
S
1
2
TB15 TB5
TB15
C
C
A
A
M1 M2
S
M1 M2
S
TB5
TB5
C
C
Als de afvoerleiding oploopt (Fig. 3-5)
• De grootst toegestane afstand voor het verticale stuk bij B is 80 cm vanaf de
onderkant van het plafond. Houd dit verticale gedeelte zo kort mogelijk.
Waterafvoercontrole (Fig. 3-6)
1. Vul de aftapbak met circa 0,5 liter water. Giet het water niet direct in de afvoer-
pomp.
2. Laat het apparaat testdraaien (zet dit op koelen).
3. Controleer of het water wordt afgevoerd bij het doorzichtige controlevenster en
bij de uitgang van de afvoerleiding.
4. Stop het testdraaien. (Vergeet niet het apparaat zelf uit te schakelen.)
A Plafondpaneel
B Max. 60 cm
C Positie van uitgang van afvoerleiding
D Maak deze zo kort mogelijk (Max. 15 cm)
E Maak deze zo klein mogelijk
4.1. Elektrische bedrading (Fig. 4-1)
* Zorg dat de elektrische bedrading volledig is geïnstalleerd alvorens het boven-
paneel te plaatsen.
1. Verwijder het deksel van de adreskaart (twee bouten).
2. Verwijder het deksel van de elektrische kast (een bout).
3. Verwijder de bouten waarmee de kast vastzit en breng de kast omlaag (twee
bouten).
4. Steek de draden in de elektrische kast.
5. Sluit de draden stevig aan op het aansluitblok.
* Zorg dat de draden lang genoeg zijn, zodat de kast later bij een onderhouds-
beurt omlaag gebracht kan worden.
6. Maak de draden vast met de draadklem aan de zijde van de elektrische kast.
7. Zet alle onderdelen die u los heeft gemaakt weer op hun oorspronkelijke plaats
vast.
In de vaste bedrading dient voor alle actieve geleiders een systeem voor uitschake-
len van de voeding met een geïsoleerde schakelaar, of een vergelijkbare constructie,
te worden opgenomen.
Voedingsbedrading
• Voedingscodes van apparaat mogen niet lager zijn dan ontwerp 245 IEC 53 of 227
IEC 53.
• Met de airconditioner wordt een schakelaar met ten minste 3 mm contactscheiding
tussen de polen meegeleverd.
Voedingskabeldiameter: meer dan 1,5 mm
• Installeer een aarddraad die langer en dikker is dan alle andere kabels.
4.2. De afstandsbediening en de transmissiekabels voor
het binnen- en buitenapparaat aansluiten (Fig. 4-2)
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
cificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenapparaat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 meter met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
2
gebruik dan een 1,25 mm
aansluitkabel.
1 MA-afstandbediening
• Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening. (Niet-
gepolariseerde tweeaderige kabel)
• DC 9 tot 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
2 M-NET-afstandbediening
• Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• DC 24 tot 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Afstandsbediening
F Naar beneden lopend verval (1/100 of meer)
G Maak deze zo groot mogelijk (Min. 10 cm)
H Verticale deel afvoerleiding
I Waterfles (zelf aanschaffen)
2
2
ader. Als de afstand meer dan 10 meter is,