F
GB
D
E
I
P
OLIE TOEVOEGEN/CONTROLEREN (Fig. 3)
Motorolie heeft een grote invloed op de motorprestaties
en het dienstleven van het toestel. Voor algemeen gebruik
bij alle temperaturen, raden wij SAE 10W-30 aan. Gebruik
altijd motorolie voor viertaktmotoren die aan de vereisten
voor API-service classifi catie SJ voldoet of overstijgt.
OPMERKING: Olie zonder detergent of tweetaktolie zal
de motor beschadigen en mag niet worden gebruikt.
Motorolie toevoegen:
Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
■
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
Verwijder de dop en het zegel van de voorziene
■
oliefl es.
Draai de oliedop/oliepeilmeter los en verwijder deze.
■
Voeg traag olie toe. Vul tot de 'vol'-lijn op de
■
oliepeilmeter. Voeg niet teveel olie toe.
OPMERKING: Wanneer u het oliepeil controleert, stopt u
de oliepeilmeter in de olietank, maar
schroeft u die niet vast.
Herbevestig de oliedop/oliepeilmeter en draai vast.
■
Motorolie controleren:
Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
■
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
Verwijder de oliedop/oliepeilmeter. Wrijf schoon en
■
stop de oliepeilmeter terug in de olietank, maar schroef
niet vast.
Verwijder
de
oliedop/oliepeilmeter
■
controleer het olieniveau. Voeg, indien nodig, olie toe.
GRASMAAIER STARTEN EN STOPPEN (Fig. 3)
WAARSCHUWING
Start of laat de motor nooit in een afgesloten of
slecht verluchte ruimte draaien; inlaatgassen
inademen kan dodelijk zijn.
MOTOR STARTEN
Druk de brandstofbalg 3 keer stevig in.
■
OPMERKING: Deze stap is normaal gezien niet nodig
wanneer u een motor start die al enkele minuten heeft
gedraaid.
Hou de controleknop voor de aanwezigheid van de
■
bediener ingedrukt tegen het handvat.
Trek aan het startkoord tot de motor draait. Laat het
■
startkoord traag los zodat deze niet terugveert.
OPMERKING: Het kan nodig zijn om het pompen te
herhalen bij kouder weer. Bij warmer weer kan teveel
pompen ertoe leiden dat de motor verzuipt en niet start.
Als u de motor verzuipt, wacht dan een paar minuten voor
u probeert te starten en herhaal het pompen NIET.
MOTOR STOPPEN
Laat de controleknop voor de aanwezigheid van de
■
RLM140HP-25lgs 09Jun11.indd Sec1:66
RLM140HP-25lgs 09Jun11.indd Sec1:66
NL
S
DK
N
FIN GR HU
Nederlands
opnieuw
en
66
CZ RU
RO PL SLO HR TR EST LT
bediener los en laat de motor tot volledige stilstand
komen.
SNIJBLADHOOGTE INSTELLEN (Fig. 4)
Wanneer de grasmaaier wordt verscheept, zijn de wielen
op een lage maaipositie ingesteld. Vooraleer u de maaier
voor het eerst gebruikt, stelt u de maaipositie af volgens
de hoogte die voor uw gazon het best geschikt is. Het
gemiddelde gazon moet tussen de 1-1/2 in. (2,5 – 1,2 cm)
tot 2 in. (5 cm) lang zijn tijdens de koude maanden en
tussen de 2 in. (5 cm) en 3 in. (7,5 cm) tijdens de warme
maanden.
Snijbladhoogte instellen:
Om de snijbladhoogte te verhogen, neemt u de
■
hoogteafstellingshendel en beweegt u die naar de
achterkant van de grasmaaier.
Om de snijbladhoogte te verminderen, neemt u de
■
hoogteafstellingshendel en beweegt u die naar de
voorkant van de grasmaaier.
HANDVATHOOGTE INSTELLEN (Fig. 5)
De hoogte van het handvat kan gemakkelijk worden
afgesteld volgens de voorkeur van de bediener.
Handvathoogte instellen:
Verwijder de handvatknop.
■
Laat de handvatmoer uitglijden en stel de hoogte in de
■
andere opening af.
Herbevestig de handvatmoer en –knop. Span de knop
■
stevig vast.
Herhaal aan de andere kant van het handvat.
■
MAAITIPS
Zorg ervoor dat het gazon vrij is van stenen, stokken,
■
draden en andere voorwerpen die de snijbladen of
motor van de grasmaaier kunnen beschadigen. Zulke
voorwerpen kunnen per ongeluk door de grasmaaier
in gelijk welke richting worden opgeworpen en
ernstige verwondingen bij de bediener en anderen
veroorzaken.
Installeer de grasvanger niet om grasafval achteraan
■
uit te laten. Om de uitlaatprestaties te verbeteren,
verhoogt u de snijbladinstelling.
Maai altijd een derde of minder van de hoogte van het
■
gras af voor beste prestaties.
Wanneer u lang gras maait, stapt u best trager om
■
effi ciënter maaien toe te laten en ervoor te zorgen dat
het afval goed wegraakt.
Maai geen nat gras. Het zal aan de onderkant van de
■
behuizing blijven vasthangen en voorkomen dat het
grasafval goed in de graszak terechtkomt of wordt
uitgelaten.
Voor nieuw of dik gras kan een smaller maaipad
■
LV
SK BG
6/11/09 3:30:56 PM
6/11/09 3:30:56 PM