BENAMING EN FUNCTIE VAN DE
BEDIENINGSORGANEN
ª 1-4, MIC, MASTER (bronindicators)
Deze tonen de bron die gekozen is met de effect CH. SELECT
schakelaar (¤).
¶ Als de effect CH. SELECT schakelaar is gebruikt om "CF.A"
of "CF.B" te kiezen, zal het kanaal dat oplicht het kanaal (1-4)
zijn dat gekozen is met de respectievelijke ASSIGN
schakelaar (_), (¢).
º PARAMETER 1 (Parameter 1/BPM-teller)
De display-inhoud verandert overeenkomstig de instelling van
de effect-keuzeschakelaar (⁄).
¶ Als AUTO BPM is gekozen, toont het display de BPM-waarde
van de bron die gekozen is met de effect CH. SELECT
schakelaar (¤). De indicator knippert tijdens het meten, of
wanneer de BPM-waarde niet gemeten kan worden.
¶ Wanneer SND/RTN is gekozen, wordt er niets aangegeven.
¶ Wanneer een andere instelling dan AUTO BPM of SND/RTN
is gekozen, toont het display de waarde van het effect dat is
ingesteld met de effect PARAMETER 1 regelaar (‹).
– BEAT (synchrone effect-indicators/ritme-indicators)
De aanduiding verschilt afhankelijk van de instelling van de
effect-keuzeschakelaar (⁄).
¶ Als DELAY, ECHO, PAN of TRANS is gekozen, tonen de
indicators de parameter 1 waarde voor de BPM van de
gekozen bron. De indicators lichten op wanneer de maat in
het 1/2 tot 4/1 bereik is. Als de maat-waarde lager dan 1/2 is,
zal bij indrukken van de effectritme-keuzeschakelaar (@) de
waarde 1/4 worden, en gaan alle indicators uit. Als de maat-
waarde hoger dan 4/1 is, zal bij indrukken van de effectritme-
keuzeschakelaar (#) de waarde 8/1 worden, en gaan alle
indicators uit.
Als de waarde niet overeenkomt met de maatslag, zal de
indicator voor de dichtstbijzijnde maat-waarde knipperen.
¶ Als FILTER of FLANGER is gekozen, tonen de indicators de
parameter 1 waarde voor de BPM van de gekozen bron. De
indicators lichten op wanneer de maat in het 1 tot 16 bereik
is. Als de maat-waarde lager dan 1 is, zal bij indrukken van de
effectritme-keuzeschakelaar (@) de waarde 1/2 worden, en
gaan alle indicators uit. Als de maat-waarde hoger dan 16 is,
zal bij indrukken van de effectritme-keuzeschakelaar (#) de
waarde 32 worden, en gaan alle indicators uit.
Als de waarde niet overeenkomt met de maatslag, zal de
indicator voor de dichtstbijzijnde maat-waarde knipperen.
¶ Als REVERB is gekozen, tonen de indicators de toegepaste
hoeveelheid nagalm.
¶ Als PITCH is gekozen, tonen de indicators de toegepaste
toonhoogte-wijziging.
¶ Er is geen aanduiding wanneer AUTO BPM of SND/RTN is
gekozen.
≠ Effectritme-keuzeschakelaars (@, #)
Gebruik deze schakelaars om de waarde van de effect
PARAMETER 1 regelaar (‹) te wijzigen overeenkomstig de
BPM van de bron die gekozen is met de effect CH. SELECT
schakelaar (¤). De instelling verschilt afhankelijk van de
instelling van de effect-keuzeschakelaar (⁄).
¶ Als DELAY, ECHO, PAN of TRANS is gekozen, kan de
parameter 1 waarde voor de BPM van de gekozen bron
worden ingesteld op 1/4 maat, 1/2 maat, 1/1 maat, 2/1 maat,
4/1 maat of 8/1 maat.
¶ Als DELAY of ECHO is gekozen, kunnen de waarden worden
ingesteld op 1/4x, 1/2x, 1/1x, 2/1x, 4/1x of 8/1x, binnen een
bereik waarbij de parameter 1 waarde 3500 ms niet
overschrijdt.
¶ Als FILTER of FLANGER is gekozen, kan de parameter 1
waarde voor de BPM van de gekozen bron worden ingesteld
op 1/2 maat, 1 maat, 2 maten, 4 maten, 8 maten, 16 maten of
32 maten.
¶ Als PITCH is gekozen, kan de waarde worden ingesteld op
–100%, –50%, –33%, 0%, 33%, 50% of 100%.
¶ Als REVERB is gekozen, kan de waarde worden ingesteld op
10%, 20%, 35%, 50%, 65%, 80% of 90%.
90
<DRB1315>
Du/Sp
NOMBRES DE CONTROLES Y SUS FUNCIONES
º PARAMETER 1 (Parámetro 1/contador de BPM)
El contenido visualizado cambia de acuerdo con el ajuste del
selector de efectos (⁄).
¶ Cuando se ha seleccionado AUTO BPM, la visualización
muestra el valor de BPM de la fuente seleccionada con el
selector del canal de efectos CH. SELECT (¤). El indicador
parpadea durante la medición de BPM, o cuando no puede
realizar la medición de BPM.
¶ Cuando se selecciona SND/RTN, no se visualiza nada.
¶ Cuando se selecciona un ajuste que no es AUTO BPM ni
SND/RTN, la visualización muestra el valor del efecto
ajustado con el control del PARAMETER 1 del efecto (‹).
– BEAT (Visualizadores sincronizados de efectos/visualiza-
dores del tiempo)
El contenido visualizado es distinto según el ajuste del selector
de efectos (⁄).
¶ Cuando se selecciona DELAY, ECHO, PAN, o TRANS, la
visualización muestra el valor del parámetro 1 equivalente
para el valor de BPM de la fuente seleccionada. La
visualización se enciende cuando el tiempo está dentro del
margen de 1/2 a 4/1. Si el valor del tiempo es de menos de 1/
2, al presionar el selector del tiempo del efecto (@), el valor
pasará a ser de 1/4, y se apagarán todos los indicadores de la
visualización. El valor del tiempo es de más de 4/1, al
presionar el selector del tiempo del efecto (#), el valor pasará
a ser de 8/1, y se apagarán todos los indicadores de la
visualización.
Si el valor no corresponde con el número de tiempos,
parpadeará el indicador del valor del tiempo más aproximado.
¶ Cuando se selecciona FILTER o FLANGER, la visualización
muestra el valor del parámetro 1 equivalente para el valor de
BPM de la fuente seleccionada. La visualización se enciende
cuando el tiempo está dentro del margen de 1 a 16. Si el valor
del tiempo es de menos de 1, al presionar el selector del
tiempo del efecto (@), el valor pasará a ser de 1/2, y se
apagarán todos los indicadores de la visualización. El valor del
tiempo es de más de 16, al presionar el selector del tiempo
del efecto (#), el valor pasará a ser de 32, y se apagarán todos
los indicadores de la visualización. Si el valor no corresponde
con el número de tiempos, parpadeará el indicador del valor
del tiempo más aproximado.
¶ Cuando se selecciona REVERB, la visualización muestra la
cantidad de reverberación aplicada.
¶ Cuando se selecciona PITCH, la visualización muestra la
cantidad de modificación del tono aplicada.
¶ Cuando se selecciona AUTO BPM o SND/RTN, no aparece
ninguna visualización.
≠ Selectores del tiempo del efecto (@, #)
Emplee este selector para cambiar el valor del control del
PARAMETER 1 del efecto (‹) de acuerdo con el valor de BPM
de la fuente seleccionada con el selector del canal de efectos
CH. SELECT (¤). El valor de ajuste de este selector es distinto
según el ajuste del selector de efectos (⁄).
¶ Cuando se selecciona DELAY, ECHO, PAN, o TRANS, el valor
del parámetro 1 para BPM de la fuente seleccionada puede
ajustarse al tiempo de 1/4, tiempo de 1/2, tiempo de 1/1,
tiempo de 2/1, tiempo de 4/1, o tiempo de 8/1.
¶ Cuando se selecciona DELAY o ECHO, los valores pueden
ajustarse a 1/4x, 1/2x, 1/1x, 2/1x, 4/1x u 8/1x, dentro de un
margen tal que el valor del parámetro 1 no exceda de 3.500
ms.
¶ Cuando se selecciona FILTER o FLANGER, el valor del
parámetro 1 para BPM de la fuente seleccionada puede
ajustarse al tiempo de 1/2,1 tiempo, 2 tiempos, 4 tiempos, 8
tiempos, 16 tiempos, o 32 tiempos.
¶ Cuando se selecciona PITCH, el valor puede ajustarse a
–100%, –50%, –33%, 0%, 33%, 50%, ó 100%.
¶ Cuando se selecciona REVERB, el valor puede ajustarse a
10%, 20%, 35%, 50%, 65%, 80%, ó 90%.
¶ Este control queda inhabilitado cuando se selecciona AUTO
www.audiovias.com
BPM o SND/RTN.