• Maak andere personen of kinderen duidelijk dat zij
uit de buurt van de maaier dienen te blijven.
• Maai nooit bij slecht zicht.
• Verwijder omliggende, losse voorwerpen zoals ste-
nen, speelgoed, stokken en draden enz. voor het
maaien van de grond.
Aanwijzing voor correct maaien
m Let op! Opende uitwerpklep nooit als de van-
ginrichting wordt geleegd en de motor nog loopt.
Het draaiende mes kan tot verwondingen leiden.
Bevestig altijd zorgvuldig de uitwerpklep en de vang-
korf. Bij het verwijderen eerst de motor uitschakelen.
De door het geleidingswiel aangegeven veiligheidsaf-
stand tussen de mesbehuizing en de gebruiker moet
altijd in acht worden genomen. Tijdens het maaien en
veranderingen van de rijrichting bij struikgewassen
en hellingen moet uiterst voorzichtig te werk worden
gegaan. Zorg altijd voor een stabiele stand, draag
schoenen met antislipbestendige zolen en een lange
broek. Maai altijd dwars op een helling.
Hellingen van meer dan 15 graden mogen om willen
van veiligheidsredenen niet gemaaid worden met de
grasmaaier.
Wees met name voorzichtig bij het achterwaarts ver-
plaatsen en bij het trekken van de gasmaaier. Strui-
kelgevaar!
Bedekking
Bij het mulchen wordt het snijgoed in de gesloten
maaierbehuizing verkleind en weer op het gras ver-
deeld. Het opnemen van gras en de verwijdering ver-
valt.
m AANWIJZING! Mulchen is alleen mogelijk bij re-
latief kort gras.
Om de bedekkingsfunctie te gebruiken, hangt u de
vangkorf (16) vast en schuift u de bedekkingsadapter
(afb. 10-12 / 19) in de uitwerpopening en sluit u de
uitwerpklep (15).
Het maaien
Alleen met scherpe, optimale messen maaien, zodat
de grashalmen niet scheuren en het gras niet geel
wordt.
Om een net snijbeeld te bereiken moet de grasmaai-
er in zo recht mogelijke banen worden geleid. Hierbij
moeten deze banen altijd enkele centimeters overlap-
pen zodat er geen stroken overblijven.
De onderzijde van de grasmaaier moet schoon wor-
den gehouden en grasafzettingen moeten absoluut
worden verwijderd. Afzettingen verzwaren het star-
ten, beïnvloeden de snijkwaliteit en het uitwerpen van
het gras. Op hellingen moet de snijbaan dwars op de
helling worden gemaakt.
90 | NL
Het wegglijden van de grasmaaier wordt door de
schuine stand naar boven voorkomen. Selecteer de
maaihoogte, afhankelijk van de werkelijk graslengte.
Voer meerdere passages uit, zodat er maximaal 4 cm
gras in één keer wordt afgehaald.
De motor uitschakelen voordat er controles van de
messen worden uitgevoerd. Denk eraan dat het mes
na het uitschakelen van de motor nog enkele secon-
den doordraait. Probeer nooit om het mes te stoppen.
Controleer regelmatig of het mes correct is beves-
tigd, in goede staat is en goed is geslepen. Slijp of
vervang het mes als dit niet het geval is. Indien het
bewegende mes op een voorwerp slaat, de gras-
maaier stoppen en wachten totdat het mes volledig
stil staat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien deze is beschadigd,
moet deze worden vervangen.
Aanwijzing voor maaien:
• Let op vaste voorwerpen. De grasmaaier kan be-
schadigd raken of er kan letsel ontstaan.
• Een hete motor, uitlaat of aandrijving kan verbran-
dingen veroorzaken. Dus niet aanraken.
• Bij hellingen of steile terrein voorzichtig maaien.
• Maai alleen bij voldoende licht.
• Controleer de maaier, het mes en de andere delen,
die tegen een vreemd voorwerp zijn gelopen of in-
dien het apparaat sterker trilt dan normaal.
• Breng geen wijzigingen aan de instellingen aan en
voer geen reparaties uit voordat de motor is uitge-
schakeld. Verwijder de voedingsstekker.
• Let op het wegverkeer in de buurt van een weg of
op de weg. Houd het uitgeworpen gras uit de buurt
van de weg.
• Vermijd plaatsen waarbij de wielen niet meer grij-
pen of het maaien niet stabiel is. Controleer voor
een achterwaartse beweging of er geen kleine kin-
deren achter u staan.
• In dicht, hoog gras moet u het hoogste snijniveau
instellen en langzamer maaien. Voor het verwijde-
ren van het gras of overige verstoppingen, moet u
de motor uitschakelen en de voedingskabel verwij-
deren.
• Verwijder nooit delen die voor de veiligheid dienen.
• Vul nooit benzine bij als de motor nog heet is of
loopt
Vangkorf leeg maken
De vangkorf (16) beschikt over een aanduiding voor
het vulpeil (afb. 16). Deze wordt geopend door de
luchtstroom die de maaier in bedrijf produceert. Als
de klep (afb. 16) dichtvalt tijdens het maaien, is de
vangkorf (16) vol en moet worden geleegd. Voor een
optimale functie van de vulniveau-aanduiding moeten
de gaten onder de kleppen altijd schoon en doorla-
tend zijn.
Zodra tijdens het verticuteren grasresten blijven lig-
gen, moet de vangkorf worden geleegd.
www.scheppach.com