• Trek om te maaien de aandrijfhendel (2) naar de
handgreep (1) toe. Voor het werkelijke maaien, moet
u de motorremhendel (3) meerdere malen controle-
ren. Controleer of de trekkabel soepel loopt.
• Aandrijfhendel (2):
Als u hem bedient, wordt de koppeling voor de
aandrijving gesloten en de grasmaaier begint te
rijden met draaiende motor. Laat de hendel op tijd
los om de grasmaaier te stoppen wanneer deze in
beweging is. Oefen het starten en stoppen voordat
u voor de eerste keer maait, totdat u bekend bent
met het rijgedrag.
Waarschuwing: Het snijmes roteert als de motor
wordt gestart.
Belangrijk: Voor het starten van de motor beweegt u
meerdere malen de motorrem om te controleren of de
stopkabel ook goed functioneert.
Let op het volgende: De motor is ontworpen op de
snijsnelheid voor gras en het uitwerpen van gras in de
vangkorf en voor een lange levensduur van de motor
• Controleer het oliepeil.
• Open de tankdeksel en vul de benzinetank (6) tot
het onderste punt van de tank-vulpijp met ca. 1,2
liter benzine. Gebruik een trechter en maatcontai-
ner voor het vullen. Vul de tank niet te vol. Gebruik
verse, schone loodvrije brandstof.
Meng in geen geval olie met benzine. Meet de
brandstof af in hoeveelheden die binnen 30 dagen
gebruikt worden om zo de versheid van de brand-
stof te garanderen.
Let op het volgende: Gebruik loodvrije normale
benzine met max. 10% aandeel bio-ethanol.
m WAARSCHUWING
Gebruik altijd een veiligheidscontainer voor benzine.
Rook niet tijdens het bijvullen van de benzine. Ver-
wijder alle olie- of benzineresten. Schakel de motor
voor het bijvullen van de benzine uit en laat de motor
enkele minuten afkoelen.
Motor starten (afb. 14a)
• Het motoroliepeil controleren. Zie hoofdstuk Con-
trole van het oliepeil.
• Controleer het accucompartiment bovenaan de
elektrische starterunit (18) op vreemde voorwer-
pen en reinig het indien nodig met een borstel of
doek. De accu in het accucompartiment bovenaan
de elektrische starterunit (18) installeren (afb. 27).
Let op dat de accu goed wordt bevestigd. De accu
is de apparaatsleutel.
• Let op dat de bedieningselementen voor de appa-
raataandrijving, indien voorhanden, buiten werking
zijn.
• De motorremhendel (3) tegen de handgreep (1)
drukken. Bedien de elektrische starter (17a). De
motor start.
Motor starten (afb. 14)
• Controleer of de ontstekingskabel op de bougie is
aangesloten.
• Ga achter de motormaaier staan. Druk met één
hand de motorremhendel (3) naar de handgreep (1),
de andere hand moet op het starterkoord (17) liggen.
• Start de motor met de trekkabelstarter van de start-
motor (17). Hiervoor de greep ca. 10-15 cm (tot een
weerstand voelbaar is) uittrekken, daarna stevig
met een ruk aantrekken. Als de motor niet is ge-
start, nogmaals aan de greep trekken.
• Op basis van een beschermplaat op de motor kan
er een lichte rookvorming ontstaan, indien u het
apparaat voor de eerste keer gebruikt. Dit is een
normaal proces.
m Let op!
• De starttrekkabel niet laten terugslingeren.
• Let op: Bij koel weer kan het noodzakelijk zijn om
het startproces meerdere te herhalen.
Motor uitschakelen:
• Om de motor uit te schakelen, de aandrijfhendel
(2) en daarna de motorremhendel (3) loslaten en
wachten totdat het mes stil staat.
• Verwijder de voedingsstekker uit de bougie (10) om
ongewenst starten van de motor te voorkomen.
• Controleer voor het opnieuw starten de trekkabel
van de motorrem. Controleer of de trekkabel cor-
rect is gemonteerd. Een geknikte of beschadigde
afstelkabel moet worden vervangen.
• De accu demonteren. De accu is de apparaatsleu-
tel.
Voor het maaien
Belangrijke aanwijzing:
• Zorg altijd voor een stabiele stand, draag schoenen
met antislipbestendige zolen en een lange broek.
Maai nooit op blote voeten of in lichte sandalen.
• Controleer het snijmes. Een mes dat verbogen of
beschadigd is, moet worden vervangen door een
origineel mes.
• Vul de benzinetank in de open lucht bij. Gebruik
een vultrechter en een meetcontainer. Veeg de
overgelopen benzine weg.
• Lees de gebruikshandleiding en neem deze in acht
en ook de aanwijzingen betreffende de motor en
die van de extra apparatuur. Maak de handleiding
ook toegankelijk voor andere gebruikers van het
apparaat.
• Uitlaatgassen zijn gevaarlijk. Start de motor alleen
in de open lucht.
• Controleer of de veiligheidsvoorzieningen aanwe-
zig zijn en ook goed functioneren.
• Het apparaat mag alleen worden bediend door een
persoon die daarvoor geschikt is.
• Het maaien van nat gras kan gevaarlijk zijn. Maai
het gras indien mogelijk droog.
www.scheppach.com
NL | 89