Beveiliging tegen overbelasting
De 8 LED lampjes 3 geven de motorbelasting aan.
Daarbij worden de volgende toestanden onderschei-
den:
2x blauw: onbelast lopen/geringe boorbelasting
4x groen: normale boorbelasting
2x rood: overbelasting
Bij te zware overbelasting wordt ter waarschuwing het
toerental van de motor elektronisch 6 keer pulserend
verlaagd. De LED lampjes zullen 6 keer rood-groen/
groen-rood knipperen en blijven daarna rood bran-
den. De machine wordt automatisch uitgeschakeld
maar kan daarna direct weer ingeschakeld worden.
Soft starter
Voor het gebruik van de soft starter eerst de machine
inschakelen. Als dan de soft starter knop 2 wordt
ingedrukt, wordt het toerental gedurende 10 secon-
den gehalveerd. De eerste LED brandt die tijd dan
paars in plaats van blauw. Het aanboren van het te
boren oppervlak wordt hiermee vergemakkelijkt.
OPMERKING
Gebruik de soft starter alleen korte tijd voor
het aanboren van het te boren oppervlak.
Slipkoppeling
Bij een vast klemmende boor treedt de de slipkop-
peling in werking. Alle LED lampjes kunnen hierbij
rood gaan knipperen. De machine wordt automatisch
uitgeschakeld. Voorzichtig de boor losmaken. Hierbij
nooit de aan/uit-schakelaar 1 gebruiken! Daarna kunt
u weer rustig opnieuw beginnen met boren.
Onderspanningsbeveiliging
Wanneer de machine een te lage voedingspanning
detecteert, wordt de machine uitgeschakeld. Daarna
blijven alle LED lampjes 3 continue blauw branden.
Schakel de machine uit en opnieuw weer in.
Boren met de boorstandaard
Boorstandaard bevestigen
VOORZICHTIG
De boorstandaard moet altijd vast zijn
opgesteld en mag tijdens het boren niet ver-
schuiven.
Boorstandaard afstellen
Plaats de boorstandaard op de plaats waar moet
■
worden geboord.
Draai de centreerplaat 25 naar voren tot deze
■
vastklikt.
Stel de boorstandaard zo af dat de punt van de
■
centreerplaat voor de gebruikte machine precies
boven de gewenste boorplaats ligt.
Bevestig de boorstandaard.
■
Bevestiging met montageset
Boor een pluggat Ø 16 mm voor slagplug W-ED
■
M12.
Zet de slagplug in het gat.
■
Schroef de montageset 16 vast.
■
Stel de boorstandaard af.
■
Bevestig de boorstandaard met de spilmoer 17.
■
Bevestiging met vacuümpomp
WAARSCHUWING
Boordiameter maximaal 100 mm. Bevestig
de boorstandaard alleen op een vlak, sta-
biel en glad oppervlak met de vacuümpomp
(nooit boven het hoofd).
Sluit de kernboormachine en de vacuümpomp altijd
op dezelfde voedingsbron aan. Vacuümpomp tijdens
werkzaamheden nooit uitschakelen.
Stel de machine horizontaal op. Kantelhoek maxi-
■
maal 10°.
De aanzuigslang bevestigen, vaststeken en beves-
■
tig deze met de slangklem.
Zie verder de gebruiksaanwijzing van de vacuüm-
pomp.
Boorkroon monteren
Draai de vastzetschroef 13 van het glijstuk aan.
■
Maak de schroefdraad van de boorkroon 30 en
■
de booras 7 schoon en smeer deze in met vet.
Schroef de boorkroon 30 op de booras 7 en
■
draai deze vast met bijgeleverde sleutels.
Water aansluiten
Sluit de waterkraan 6.
■
Sluit de watertoevoerslang aan op de waterkraan
■
of op het waterdrukreservoir.
Wanneer het waterdrukreservoir wordt gebruikt,
■
let op voldoende druk.
Waterstroom indicator 9 controleren.
■
Boorhoek instellen
Draai de vastzetschroef 19 los.
■
Schuif met handgreep 20 de kolom met behulp
■
van de schaalverdeling in de gewenste boorhoek.
Draai de vastzetschroef 19 vast.
■
49