Referentiepunt selecteren
Als referentievlak kunnen voor alle metingen het referentiepunt
(onderkant) x, het referentiepunt (eindstuk) y of het referentiepunt
(bovenkant) c van het apparaat worden gebruikt. Het referentiepunt
moet vóór de meting worden vastgelegd. Anders wijkt het meetresul-
taat af van de werkelijke waarde. Na inschakeling van het apparaat
is standaard het referentiepunt (onderkant) x ingesteld.
♦
Druk op de referentiepunt-toets
wijzigen. Het geselecteerde referentiepunt wordt linksboven op
het display 1 weergegeven.
Eindstukreferentiepunt
Gebruik het referentiepunt (eindstuk) y wanneer u een meting
vanuit hoeken (ruimtediagonalen) of moeilijk toegankelijke plekken
wilt uitvoeren. Het referentiepunt (eindstuk) y bevindt zich aan de
onderkant van het apparaat.
♦
Klap het eindstuk op het referentiepunt (opklapbaar) u uit (zie
afb. A).
♦
Klap na gebruik het eindstuk op het referentiepunt (opklapbaar) u
weer terug.
│
NL │ BE
■
114
0 om het referentiepunt te
PLEM 50 C4