GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.4.12 Beveiligingssysteem van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een zelfherstellende bescherming die het circuit
onderbreekt zodra er zich een storing voordoet in de elektrische installatie; de ingreep
veroorzaakt het stilvallen van de motor en wordt gemeld door het volledig doven van
het dashboard.
Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen enkele seconden; de oorzaak dient
gevonden en verholpen te worden om herhaling van het voorval te voorkomen.
BELANGRIJK
– mogen de polen van de accu niet onderling verwisseld worden;
– mag de machine niet gebruikt worden zonder accu om geen afwijkingen aan de
laadregelaar te veroorzaken;
– moet erop gelet worden dat er geen kortsluiting veroorzaakt wordt.
5.4.13 Overzicht van de belangrijkste handelingen tijdens het gebruik
Om ...
De motor te starten (
Te beginnen rijden (
Te remmen of te stoppen (
Achteruit te rijden (
Te maaien (
5.4.5)
De opvangzak te legen (
Het uitwerpkanaal schoon te maken
(
5.4.7)
Met maaien te stoppen (
De motor te stoppen (
De machine op te bergen (
Om te voorkomen dat het systeem in werking treedt
Dient het volgende te worden uitgevoerd ...
5.4.1)
Draai het benzinekraantje open, bereid de machine voor op
het starten en steek de sleutel in het contact.
5.4.2)
Bedien de gashendel;
het koppelingspedaal vooruit duwen (
5.4.3)
Laat de motor in toeren afnemen en druk op het rempe-
daal.
5.4.4)
Breng de machine;
duw het koppelingspedaal achteruit (
Monteer de opvangzak en de steenbeschermkap en stel de
gaspedaal af;schakel de messen in en stel de maaihoogte
in.
duw het koppelingspedaal vooruit (
5.4.6)
Stop met rijden, ontkoppel de messen en bedien de hendel
om de opvangzak te kantelen.
Stop met rijden, ontkoppel de messen en schakel de motor
uit; verwijder de opvangzak en reinig het uitwerpkanaal.
5.4.8)
Ontkoppel de messen en laat de motor in toeren afnemen.
5.4.9)
Laat de motor in toeren afnemen, wacht enkele seconden,
draai de sleutel om en sluit de benzinekraan.
5.4.10)
Schakel de handrem in, haal de sleutel uit het contact en
reinig de machine, de binnenkant van het maaidek, het uit-
werpkanaal en de opvangzak als dit nodig is.
25
NL
4.32);
4.32).
4.32);