1. Sluit de aan-uitklep die zich stroomafwaarts ten
opzichte van de pomp bevindt.
2. Verwijder de vul- (3) of peilplug (1) en open de
aan-/uitklep stroomopwaarts totdat het water uit
de opening stroomt.
a) Sluit de vul- (3) of peilplug (1).
Installaties met vloeistofniveau onder de pomp
(aanzuighoogte)
Voor een illustratie waarop de pomppluggen staan
afgebeeld,
zieAfbeelding 17
1. Alle leidingen leeg:
a) Open de aan-uitklep stroomopwaarts ten op-
zichte van de pomp.
b) Verwijder de vulplug (3) en de meetplug (1). Vul
de pomp met een trechter via het vulgat tot er
water uit dit gat komt.
c) Draai de vulplug (3) en de meetplug (1) vast.
2. Gevulde afvoerleidingen:
a) Open de aan-uitklep stroomopwaarts ten op-
zichte van de pomp en open de aan-uitklep
stroomafwaarts.
b) Verwijder de meetplug (1)en totdat water uit dit
gat stroomt.
c) Draai de meetplug (1)en .
5.2 Controleer de draairichting
(driefasenmotor)
Volg deze procedure vóór het opstarten.
1. Zoek de pijlen op de adapter of de motorventila-
tor om de juiste draairichting te bepalen.
2. Start de motor.
3. Controleer snel de draairichting door de koppe-
lingsbeveiliging of door de bescherming van de
motorventilator.
4. Stop de motor.
5. Doe het volgende als de draairichting onjuist is:
a) Ontkoppel de stroomtoevoer.
b) Verwissel in het contactbord van de motor of het
elektrische besturingspaneel de posities van
twee van de drie draden van de aanvoerkabel.
Voor de bedradingschema´s, zie
(pagina 343).
c) Controleer nogmaals de draairichting.
5.3 De pomp starten
De verantwoordelijkheid voor het controleren van
het juiste debiet en de juiste temperatuur van de ge-
pompte vloeistof ligt bij de installateur of eigenaar.
Zorg voor het starten van de pomp voor de volgende
punten:
• De pomp op de juiste manier op de stroomvoor-
ziening is aangesloten.
• De pomp is goed gevuld conform de instructies
in De pomp vullen (hoofdstuk 5).
• De aan-uitklep stroomafwaarts ten opzichte van
de pomp is gesloten.
1. Start de motor.
2. Open geleidelijk de aan-uitklep aan de afvoerzij-
de van de pomp.
Onder de verwachte bedrijfsomstandigheden
moet de pomp soepel en stil functioneren. Zo
(pagina 347).
Afbeelding 14
nl - Vertaling vanuit het origineel
niet, raadpleeg dan
Storingen verhelpen
na 77).
6 Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
ELEKTRISCH GEVAAR:
Ontkoppel de stroomtoevoer voordat het
apparaat wordt geïnstalleerd of in onder-
houd gaat.
WAARSCHUWING:
• Alleen bevoegd en gekwalificeerd
personeel mag onderhoud plegen.
• Neem de geldende regels ter voorko-
ming van ongelukken in acht.
• Gebruik geschikte apparatuur en be-
schermingsmiddelen.
• Zorg ervoor dat de afgevoerde vloei-
stof geen schade of letsel veroor-
zaakt.
6.1 Onderhoud
Als de gebruiker van de pomp regelmatige onder-
houdstermijnen wil inplannen, zijn deze afhankelijk
van het soort gepompte vloeistof en de bedrijfsom-
standigheden van de pomp.
Neem contact op met de plaatselijke verkoop- en
servicevertegenwoordiger voor eventuele vragen
met betrekking tot routineonderhoud of service.
Er kan bijzonder onderhoud nodig zijn om de vloei-
stof te reinigen en/of versleten onderdelen te ver-
vangen.
Motorlagers
Na ongeveer vijf jaar is het vet in de motorlagers zo
oud dat aangeraden wordt om de lagers te vervan-
gen. De lagers moeten vervangen worden na 25.000
werkuren of volgens de instructies van de motorle-
verancier, welke van de twee het snelst is.
Motor met hersmeerbare lagers
Volg de onderhoudsinstructies van de motorleveran-
cier.
6.2 Controleafvinklijst
Controleer de mechanische pakking op lekkage.
Vervang de mechanische pakking wanneer deze
lekt.
6.3 Demonteren en vervangen van
pomponderdelen
Neem voor meer informatie over reserveonderdelen
en montage en demontage van de pomp contact op
met de plaatselijke verkoop- en servicevertegen-
woordiger.
7 Storingen verhelpen
7.1 Problemen oplossen voor
gebruikers
De hoofdschakelaar staan aan, maar de
elektrische pomp start niet.
(pagi-
77