ze niet aan zonder beschermende
kleding.
• Plaats geen brandbaar materiaal in
de buurt van de pomp.
Opmerking:
• Gebruik de pomp nooit wanneer de stroomsnel-
heid lager is dan het minimale nominale niveau,
wanneer deze droog is of niet gevuld.
• Bedien de pomp met de aanleverklep ON-OFF
gesloten nooit langer dan een paar seconden.
• Bedien de pomp nooit met de aanzuigklep ON-
OFF gesloten.
• Stel een stilstaande pomp niet bloot aan vries-
omstandigheden. Voer alle vloeistof af die zich in
de pomp bevindt. Wanneer u dat niet doet, kan
de vloeistof bevriezen en de pomp beschadigen.
• De som van de druk aan de aanzuigzijde (voe-
ding, valtank) en de maximale druk die wordt ge-
leverd door de pomp mag niet groter zijn dan de
maximale bedrijfsdruk die is toegestaan (nomina-
le druk PN) voor de pomp.
• Gebruik de pomp niet als er cavitatie optreedt.
Cavitatie kan leiden tot schade aan de interne
onderdelen.
5.1 De pomp vullen
Voor meer informatie over extra pompaansluitingen,
zie
Afbeelding 21
op pagina 405.
Installaties met vloeistofniveau boven de pomp
(aanzuigkop)
Voor een illustratie waarop de pomppluggen staan
afgebeeld,
zieAfbeelding 22
1. Sluit de aan-uitklep die zich stroomafwaarts ten
opzichte van de pomp bevindt.
2. Verwijder de vul- (3) of peilplug (1) en open de
aan-/uitklep stroomopwaarts totdat het water uit
de opening stroomt.
a) Sluit de vul- (3) of peilplug (1).
Installaties met vloeistofniveau onder de pomp
(aanzuighoogte)
Voor een illustratie waarop de pomppluggen staan
afgebeeld,
zieAfbeelding 23
1. Alle leidingen leeg:
a) Open de aan-uitklep stroomopwaarts ten op-
zichte van de pomp.
b) Verwijder de vulplug (3) en de meetplug (1). Vul
de pomp met een trechter via het vulgat tot er
water uit dit gat komt.
c) Draai de vulplug (3) en de meetplug (1) vast.
2. Gevulde afvoerleidingen:
a) Open de aan-uitklep stroomopwaarts ten op-
zichte van de pomp en open de aan-uitklep
stroomafwaarts.
b) Verwijder de meetplug (1)en totdat water uit dit
gat stroomt.
c) Draai de meetplug (1)en .
5.2 Controleer de draairichting
(driefasenmotor)
Volg deze procedure vóór het opstarten.
op pagina 407.
op pagina 408.
nl - Vertaling vanuit het origineel
1. Zoek de pijlen op de adapter of de motorventila-
tor om de juiste draairichting te bepalen.
2. Start de motor.
3. Controleer snel de draairichting door de koppe-
lingsbeveiliging of door de bescherming van de
motorventilator.
4. Stop de motor.
5. Doe het volgende als de draairichting onjuist is:
a) Ontkoppel de stroomtoevoer.
b) Verwissel in het contactbord van de motor of het
elektrische besturingspaneel de posities van
twee van de drie draden van de aanvoerkabel.
Voor de bedradingschema´s, zie
op pagina 404.
c) Controleer nogmaals de draairichting.
5.3 De pomp starten
De verantwoordelijkheid voor het controleren van
het juiste debiet en de juiste temperatuur van de ge-
pompte vloeistof ligt bij de installateur of eigenaar.
Zorg voor het starten van de pomp voor de volgende
punten:
• De pomp op de juiste manier op de stroomvoor-
ziening is aangesloten.
• De pomp is goed gevuld conform de instructies
in De pomp vullen (hoofdstuk 5).
• De aan-uitklep stroomafwaarts ten opzichte van
de pomp is gesloten.
1. Start de motor.
2. Open geleidelijk de aan-uitklep aan de afvoerzij-
de van de pomp.
Onder de verwachte bedrijfsomstandigheden
moet de pomp soepel en stil functioneren. Zo
niet, raadpleeg dan
Storingen verhelpen
gina 88.
6 Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
ELEKTRISCH GEVAAR:
Ontkoppel de stroomtoevoer voordat het
apparaat wordt geïnstalleerd of in onder-
houd gaat.
WAARSCHUWING:
• Alleen bevoegd en gekwalificeerd
personeel mag onderhoud plegen.
• Neem de geldende regels ter voorko-
ming van ongelukken in acht.
• Gebruik geschikte apparatuur en be-
schermingsmiddelen.
• Zorg ervoor dat de afgevoerde vloei-
stof geen schade of letsel veroor-
zaakt.
6.1 Onderhoud
Als de gebruiker van de pomp regelmatige onder-
houdstermijnen wil inplannen, zijn deze afhankelijk
van het soort gepompte vloeistof en de bedrijfsom-
standigheden van de pomp.
Neem contact op met de plaatselijke verkoop- en
servicevertegenwoordiger voor eventuele vragen
met betrekking tot routineonderhoud of service.
Afbeelding 20
op pa-
87