(A) en de uitslag van de test middels het
aangaan van de leds van (Fig. A-2 e A-5)
met de volgende betekenis:
GROENE LED
-
aan: de batterij is goed en opgeladen.
GROENE en GELE LED
-
/
aan: de batterij is goed maar moet
opgeladen worden.
-
/
GELE en RODE LED
aan: de batterij is ontladen en de
condities kunnen niet bepaald worden.
De batterij opladen en terug proberen.
RODE LED
-
aan: de batterij is niet in staat de lading
te behouden ofwel heeft ze een cel in
kortsluiting en moet ze onmiddellijk
vervangen worden.
LED ERROR
-
aan: de tangen zijn niet correct
aangesloten ofwel heeft de geteste
batterij een grotere CCA in vergelijking
met het maximum toegestaan door het
instrument.
De tangen loskoppelen op het einde van de
test.
TEST VAN DE STARTINSTALLATIE
- De elektrische ladingen van het voertuig
loskoppelen: vb. de lichten uitschakelen,
alle aangesloten toebehoren wegnemen,
de deuren van het voertuig en de deur van
de kofferruimte sluiten.
- De rode tang (+) aansluiten op de positeve
pool van het voertuig en vervolgens de
zwarte tang (-) op de negatieve pool.
De display gaat aan en visualiseert de
spanning leeg van de batterij.
- Drukken op "Enter" (Fig. A-4) en"SySt"
selecteren middels de cursoren ▲ ▼ (Fig.
A-3) voor de test van het startsysteem.
- Drukken op"Enter": "CrAn" verschijnt op de
display.
- Drukken op "Enter": de tester leest de
minimum waarde van spanning bereikt
door de batterij.
- Het voertuig starten en vervolgens de
spanning opgenomen door de tester
lezen:
A. Indien de spanning groter is dan 7,2V
gaat de GROENE LED aan: Startsysteem
OK.
B. Indien de spanning ligt tussen 7,2V en
5,8V gaat de GELE LED aan: Startsysteem
middelmatig. De componenten van
de
installatie
verbindingen, te kleine afmetingen van
de batterij, enz.).
C. Indien de spanning kleiner is dan 5,8V
controleren
(starter,
gaat de RODE LED aan: Startsysteem
zwak.
Zo
componenten
controleren (starter, verbindingen, te
kleine afmetingen van de batterij, enz.).
TEST VAN HET SYSTEEM VAN OPLADEN
- Met het voertuig gestart en na de test van
de startinstallatie (zie vorige paragraaf )
drukken op "Enter": de display visualiseert
"CHAr".
- Drukken op "Enter" om te bevestigen
en de motor op
min brengen en vervolgens de spanning
opgenomen door de tester lezen terwijl
het voertuig aanstaat:
A. Indien de spanning ligt tussen 13,4V en
14,6V , gaat de GROENE LED aan: het
systeem van opladen is OK.
B. Indien de spanning groter is dan 14,6V
gaat de RODE LED aan: de spanning van
opladen is hoog: de spanningregelaar
controleren.
C. Indien de spanning kleiner is dan 13,4V
gaat de GELE LED aan: de spanning
van opladen is laag: de verbindingen,
de kabels en de wisselstroommachine
controleren. ,
- Vervolgens de elektrische ladingen van het
voertuig aansluiten: vb. ventilator, lichten,
thermische achterruit, enz..
- De waarde van de spanning gelezen door
de tester controleren met de betekenissen
aangegeven in de vorige punten.
- De motor uitschakelen en de tangen
loskoppelen van de batterij van het
voertuig.
FOUTMELDING VAN DE DISPLAY
- de display visualiseert "HI":
de spanning leeg van de batterij is groter
dan 15V en is te hoog voor een batterij van
nominale 12V. De spanning op de plaat
van de batterij controleren.
- de display visualiseert de spanning van de
batterij NIET:
de spanning leeg van de batterij is te laag
(kleiner dan 1,5V) ofwel zijn de tangen
omgekeerd verbonden in vergelijking met
de polariteit van de batterij .
- De display visualiseert "----":
de spanning is niet stabiel. De tester
loskoppelen van de batterij en 15÷30
minuten wachten voordat men de test
uitvoert.
24
spoedig
mogelijk
van
de
installatie
1200 ÷1500 toeren/
de