• Zorg altijd dat het tegenoverliggende onrusthek omhoog staat wanneer u een patiënt op het steunoppervlak overbrengt,
om het risico op vallen van de patiënt te beperken.
De patiënt overbrengen van het ene naar het andere ondersteuningsoppervlak:
V V o o o o r r w w a a a a r r d d e e : : Volg de voorgeschreven ziekenhuisprotocollen voor het overbrengen van een patiënt van het ene naar het
andere oppervlak.
1. Druk en wacht tot m m a a x x . . o o p p b b l l a a z z e e n n het oppervlak volledig heeft opgeblazen. Zie Max. opblazen starten of annuleren
(pagina 17).
2. Plaats het ene patiëntondersteuningsplatform naast het andere patiëntondersteuningsplatform en zorg voor een zo
klein mogelijke afstand tussen de twee platforms.
3. Schakel de remmen van beide patiëntondersteuningsplatforms A A A A N N .
4. Stel de hoogte van de patiëntondersteuningsplatforms zodanig af dat ze op gelijke hoogte staan.
5. Breng de patiënt over en houd u daarbij aan alle toepasselijke veiligheidsvoorschriften en instellingsprotocollen voor de
veiligheid van patiënt en bediener.
R R e e a a n n i i m m a a t t i i e e
Reanimatiecompressies kunnen beginnen zodra u de reanimatieconnector verwijdert.
1. Druk de lip op de reanimatieconnector in om deze los te koppelen.
2. Verwijder de reanimatieconnector van de pomp.
3. Verwijder de AST-kabel om schade aan de kabel te voorkomen (aanbevolen).
M M a a x x . . o o p p b b l l a a z z e e n n s s t t a a r r t t e e n n o o f f a a n n n n u u l l e e r r e e n n
Max. opblazen starten of annuleren:
1. Druk op de a a c c t t i i e e k k n n o o p p naast het pictogram m m o o d d u u s s op het startscherm (Afbeelding 5).
2. Druk op de a a c c t t i i e e k k n n o o p p naast het pictogram m m a a x x . . o o p p b b l l a a z z e e n n om het maximaal opblazen te starten (Afbeelding 6).
2941-009-005 Rev A.0
A A f f b b e e e e l l d d i i n n g g 5 5 – – S S t t a a r r t t s s c c h h e e r r m m
17
NL