OBJ_BUCH-3430-001.book Page 52 Monday, November 20, 2017 10:37 AM
Lamp PowerLight in-/uitschakelen
Druk voor de ingebruikneming van de lamp 3 op
de toets 4. Om de lamp 3 uit te schakelen drukt u
opnieuw op de toets 4.
Accu-oplaadindicatie
De accuoplaadindicatie 11 geeft bij een half of
volledig ingedrukte aan/uit-schakelaar 10 geduren-
de enkele seconden de oplaadtoestand van de ac-
cu aan en bestaat uit drie groene LED's.
LED
Permanent licht 3 x groen
Permanent licht 2 x groen
Permanent licht 1 x groen
Knipperlicht 1 x groen
Temperatuurafhankelijke beveiliging tegen over-
belasting
Bij reglementair gebruik kan het elektrische ge-
reedschap niet overbelast worden. Bij te sterke be-
lasting of het verlaten van het toegestane accutem-
peratuurbereik wordt het afgegeven vermogen
gereduceerd of het elektrische gereedschap scha-
kelt uit. Het elektrische gereedschap loopt pas na
het bereiken van de toegestane accutemperatuur
opnieuw met maximaal afgegeven vermogen.
Tips voor de werkzaamheden
Plaats het elektrische gereedschap alleen uit-
geschakeld op de moer of schroef. Draaiende
inzetgereedschappen kunnen uitglijden.
Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur.
Het maximaal bereikte draaimoment resulteert uit
de som van alle door slagen veroorzaakte afzon-
derlijke draaimomenten. Het maximale draaimo-
ment wordt na een slagduur van 6–10 seconden
bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment
nog slechts minimaal verhoogd.
Richtwaarden voor maximale schroefaandraaimomenten
Gegevens in Nm, berekend uit de spanningsdoorsnede; benutting van de strekgrens 90% (bij wrijvings-
getal μ
= 0,12). Ter controle moet het aanhaalmoment altijd met een momentsleutel worden gecontro-
tot
leerd.
Sterkteklassen
Standaardschroeven en -bouten
volgens DIN 267
3.6
M 6
2.71
M 8
6.57
M 10
13
M 12
22.6
M 14
36
M 16
55
52 | Nederlands
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimo-
ment worden bepaald. Het feitelijk bereikte aan-
draaimoment moet altijd met een draaimoments-
leutel worden gecontroleerd.
Schroefverbindingen met harde, verende of
zachte bevestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen
bereikte draaimomenten worden gemeten en naar
een diagram worden overgebracht, wordt de curve
van een draaimomentverloop verkregen. De hoog-
Capaciteit
te van de curve duidt het maximaal te bereiken
draaimoment aan. De steilheid geeft aan in welke
≥ 2/3
tijd dit wordt bereikt.
≥ 1/3
Het draaimomentverloop hangt van de volgende
< 1/3
factoren af:
– Sterkte van de schroeven en moeren
Reserve
– Soort ondergrond (ring, schotelveer, dichting)
– Sterkte van het te schroeven materiaal
– Smeeromstandigheden van de schroefverbin-
ding
Daaruit resulteren de volgende toepassingsgeval-
len:
– Harde bevestiging is gegeven bij schroefverbin-
dingen van metaal op metaal bij gebruik van on-
derlegringen. Na een relatief korte slagtijd is het
maximale draaimoment bereikt (steil verloop van
de karakteristiek). Een onnodig lange slagtijd
schaadt de machine slechts.
– Verende bevestiging is gegeven bij schroefver-
bindingen van metaal op metaal, echter bij ge-
bruik van veerringen, schotelveren, steunbou-
ten, bouten of moeren met conische bevestiging
en bij gebruik van verlengingen.
– Zachte bevestiging is gegeven bij schroefver-
bindingen van bijvoorbeeld metaal op hout of bij
gebruik van lood- of fiberringen als ondergrond.
Bij verende of zachte bevestiging is het maximale
aandraaimoment geringer dan bij harde bevesti-
ging. Bovendien is een duidelijk langere slagtijd
nodig.
4.6
5.6
4.8
6.6
3.61
4.52
4.8
5.42
8.7
11
11.6
13.1
17.5
22
23
26
30
37.6
40
45
48
60
65
72
73
92
98
110
Zeer vaste
schroeven en bou-
ten
5.8
6.8
6.9
8.8
6.02
7.22
8.13
9.7
14.6
17.5
19.7
23
29
35
39
47
50
60
67
80
79
95
107
130
122
147
165
196
1 609 92A 44J • 20.11.17
10.9
12.9
13.6
16.2
33
39
65
78
113
135
180
215
275
330