5.3 De verlichtingsscène met de
regelaar MASTER LEVEL dimmen
Met de regelaar MASTER LEVEL (15) kunt u
alle helderheidsstuurbare DMX-apparaten te-
gelijk dimmen . Bij het gebruik van de regelaar
geeft het display in de onderste regel de inge-
stelde waarde weer als een percentage van de
maximumwaarde (bv .
Master: 25 %
bijvoorbeeld een besturingskanaal voor de
helderheid is ingesteld op 50 %, dan bedraagt
de uitvoerwaarde 25 % bij een masterwaarde
van 50 % .
Om te zorgen dat u met de masterregelaar
ook alleen maar de helderheid van de scène
verandert, moet u de functie Master Depend
bij het configureren van de besturingskana-
len in elk geval uitschakelen voor de kanalen
die niet voor het instellen van de helderheid
dienen (hoofdstuk 4 .4 .2) . Anders veranderen
de DMX-apparaten bij het bedienen van de
masterregelaar bv . ook de kleur, de Gobo of
de lichtuitstralingshoek .
5.4 De besturingskanalen op de
maximumwaarde instellen
(max. helderheid)
In het geval dat de rode LED FL . CH . (Flash
Channel) naast de toets FLASH MODE (10) niet
oplicht, drukt u een zelfde aantal keren op de
toets FLASH MODE . Door een flash-toets (12)
ingedrukt te houden, kunt u dan de waarde van
het bijbehorende besturingskanaal (of bestu-
ringskanalen, wanneer meerdere kanaalgroe-
pen zijn geselecteerd) naar maximum schakelen,
om bv . het overeenkomstige DMX-apparaat op
maximale helderheid in te stellen . De stand van
de regelaar MASTER LEVEL (15) is hierbij van
geen belang . Bij het configureren van de bestu-
ringskanalen (hoofdstuk 4 .4 .2) kunt u de functie
Full / Flash voor elk kanaal afzonderlijk uitscha-
kelen, om bv . bij kanalen voor de bewegingsstu-
ring een onjuiste bediening uit te sluiten .
Om meerdere besturingskanalen met een
flash-toets tegelijk op de maximumwaarde
in te stellen, kunt u deze tot een flash-groep
samenvoegen (hoofdstuk 5 .4 .1) .
5.4.1 De flash-groepen gebruiken
De linker vijf flash-toetsen (12) kunt u ook ge-
bruiken om vijf flash-groepen op te roepen .
Alle besturingskanalen die aan een flash-groep
zijn toegewezen, worden dan met de overeen-
komstige flash-toets op de maximumwaarde
ingesteld .
1) Voeg eerst de gewenste kanalen van de eer-
ste flash-groep samen:
a) Houd de toets FLASH MODE (10) ingedrukt
en druk tegelijk op de toets STORE / PRG
(22) . Daarop lichten de rode en gele LED
naast de toets FLASH MODE op .
b) Selecteer de kanalen voor de groep met
de flash-toetsen . Daarbij kan elk bestu-
ringskanaal, afhankelijk van de ingescha-
kelde besturingskanaalgroep, worden ge-
selecteerd (d .w .z . op de maximumwaarde)
of bij onbedoelde selectie door nogmaals
drukken opnieuw worden gedeselecteerd
(d .w .z . terug naar de huidige kanaal-
waarde) . Om duidelijker te onderscheiden
of een kanaal op maximum is geschakeld
of niet, moeten de betreffende besturings-
kanalen voor de toewijzing op een lagere
waarde zijn ingesteld .
c) Indien alle gewenste kanalen zijn geselec-
teerd, drukt u op de toets STORE / PRG . De
rode LED FL . CH . gaat uit .
d) Selecteer nu met de flash-toetsen het
groepsnummer (1 – 5), waaronder de in-
) . Indien
stelling moet worden opgeslagen .
Zonder de toewijzing op te slaan, kan
het proces op elk moment met de toets
FLASH MODE worden afgebroken .
2) Om bijkomende flash-groepen op te slaan,
herhaalt u de bedieningsstappen 1a tot 1d .
Daarbij kunt u echter ook vertrekken van een
groep (of van de combinatie van meerdere
groepen) die reeds is opgeslagen . Begin hier-
voor de programmering als volgt:
a) Druk een aantal keren op de toets FLASH
MODE tot naast de toets de gele LED
FL . GRP . oplicht .
b) Houd de toets (en) van de flash-groep (en),
waarvan moet worden vertrokken, inge-
drukt en druk tegelijk op de toets STORE /
PRG (22) . Daarop lichten de rode en gele
LED naast de toets FLASH MODE op, en de
kanalen van de overeenkomstige groepen
zijn reeds op de maximumwaarde inge-
steld .
c) Ga verder met de programmering zoals
beschreven onder 1b tot 1d .
3) De opgeslagen flash-groepen kunnen nu
worden opgeroepen:
a) In het geval dat de gele LED FL . GRP . (Flash
Group) naast de toets FLASH MODE niet
oplicht, drukt u een zelfde aantal keren
op de toets FLASH MODE .
b) Door de flash-toets ingedrukt te houden,
waaronder de gewenste flash-groep werd
opgeslagen, stelt u deze groep in op de
maximumwaarde .
c) Om opnieuw individuele besturingska-
nalen op de maximumwaarde te kunnen
instellen, drukt u een aantal keren op
de toets FLASH MODE tot de rode LED
FL . CH . (Flash Channel) oplicht .
5.4.2 Alle besturingskanalen op de
maximumwaarde instellen
Door de toets FULL ON (28) ingedrukt te hou-
den, kunt alle besturingskanalen, waarvoor de
functie Full / Flash bij het configureren van de
kanalen niet werd uitgeschakeld (hoofdstuk
4 .4 .2), naar de maximumwaarde schakelen .
5.5 De blackout-functie
Met de blackout-functie kunt u bijvoorbeeld
een verlichtingsscène volledig dimmen . Met de
toets BLACKOUT (29) schakelt u deze functie
in: De LED naast de toets licht op en alle be-
sturingskanalen, waarvoor de blackout-func-
tie bij het configureren van de kanalen niet
werd uitgeschakeld (hoofdstuk 4 .4 .2), worden
op de uitvoerwaarde nul ingesteld . Lopende
mengbeurten en sequenties worden door de
blackout-functie niet onderbroken, ze lopen
intussen "in het donker" verder .
Nogmaals drukken op de toets BLACKOUT
beëindigt de functie: de LED gaat uit en alle
kanalen krijgen opnieuw hun vorige uitvoer-
waarden .
5.6 De huidige waarden van de
besturingskanalen weergeven
De huidige waarden van de besturingskanalen
kunnen op het display worden weergegeven,
zonder dat hiervoor de overeenkomstige schuif-
regelaar moet worden gebruikt .
1) Druk een aantal keren op de toets FLASH
MODE (10) tot de groene LED SH . VAL .
(Show Value) ernaast oplicht .
2) Met de flash-toetsen (12) kunt u nu de uit-
voerwaarde van het overeenkomstige bestu-
ringskanaal opvragen . Indien meerdere bestu-
ringskanaalgroepen tegelijk zijn geselecteerd,
dan heeft de weergave enkel betrekking op
het kanaal met het laagste nummer .
Opmerkingen:
a Bij actieve hold-functie (hoofdstuk 5 .7) wordt met
de toevoeging
aangeduid dat de uitvoer-
held
waarde momenteel onafhankelijk van de schuif-
regelaars constant wordt gehouden .
b Tijdens het mengen, het programmeren of het
weergeven van een scènesequentie, en tijdens het
configureren van besturingskanalen is de weer-
gavefunctie niet beschikbaar .
5.7 De uitvoerwaarden vasthouden
(Hold-modus) en naar de volgende
scène overgaan
De hold-modus kan worden gebruikt om naar
de volgende verlichtingsscène over te gaan .
1) Druk op de toets HOLD (3) . De LED HOLD /
CROSSFADE onder de toets licht op en de
uitvoerwaarden worden vastgehouden,
d .w .z . ze veranderen niet meer bij het ver-
plaatsen van de schuifregelaars (14) .
2) Stel nieuwe kanaalwaarden in voor de
volgende scène . Bij het bedienen van een
schuifregelaar in de hold-modus verschijnt
op het display niet de vastgehouden, maar
de nieuw ingestelde uitvoerwaarde .
3) Wanneer u naar de nieuwe kanaalwaarden
wilt mengen, verlaat u de hold-modus door
opnieuw op de toets HOLD te drukken . Af-
hankelijk van de ingestelde mengtijd (hoofd-
stuk 5 .7 .1) en het mengvermogen van de
afzonderlijke besturingskanalen (hoofdstuk
4 .4 .2) wordt van de oude naar de nieuwe
kanaalwaarden overgegaan . Tijdens het
mengen knippert de LED HOLD / CROSSFADE .
Daarna gaat ze uit .
5.7.1 De mengtijd instellen
Met de regelaar C .F . TIME (7) wordt de meng-
tijd tussen twee scènes ingesteld . Bij het ge-
bruik van de regelaar verschijnt in de onderste
regel van het display de geselecteerde waarde,
bv .
voor een 4,3 seconden
CF Time: 4.3s
durende mengbeurt van de beginscène tot de
doelscène .
Mengen kan echter ook manueel met de
crossfader (16) gebeuren – zie hoofdstuk 5 .7 .2 .
5.7.2 Met de crossfader regelen
1) Voor het manuele mengen draait u met de
crossfader (16) de regelaar C .F . TIME (7) in
de stand MAN (rechter aanslag) draaien . Op
het display verschijnt
CF Time:
Bovendien licht de groene LED onder de
crossfader op .
manu.
49