ONDERDELEN (Fig. 1-2-3-4-5)
Fig. 1 (Voorkant)
A. Hoofdsteun
B. Knoopsgaten waar de gordels doorheen ge-
haald worden
C. Schouderbanden
D. Gordels van het autostoeltje
E. Verstelknop van de gordels
F. Verstelband van de gordels
G. Gesp om de gordels dicht/open te maken
H. Hoes
I. Gewatteerd tussenbeenstuk
J. Basis van het autostoeltje
K. Zitting van het autostoeltje
L. Loskoppelhandgreep ISOFIX systeem
Fig. 2 (Achterkant)
M. Verstelknop van de hoofdsteun
N. Goedkeuringslabels
O. Bevestigingsplaat van de gordels
P1 ISOFIX systeem
P2 Top Tethher
Fig. 3 (Zijaanzicht)
Q. Regelhendel van de zitting
R. Vakje om de instructies in te bewaren
S. Instructies om over te gaan van de buikgordel
van de auto op de driepuntsgordel
S1. Instructies om over te gaan van de diagonale
gordel van de auto op de driepuntsgordel
T. Blokkeerklem van het schuine gedeelte van de
autogordel
U. Etiketten met installatie-instructies
V. ISOFIX systeem
Fig. 4 (Detail ISOFIX systeem)
W. Connectors
X. Beschermdoppen
Y. Deblokkeerknoppen
Z. Bevestigingsmelders
Fig. 5 (Detail TOP TETHER)
AA. Veiligheidsgordel
BB. Regelaar
CC. Spanningsmelder
DD. Haak
BEPERKINGEN EN GEBRUIKSVEREISTEN BE-
TREFFENDE HET ARTIKEL EN DE AUTOZIT-
TING
LET OP! Neem de volgende beperkingen en
autozitting nauwgezet in acht: anders is de veilig-
heid niet verzekerd.
zitting wordt geïnstalleerd, dient deze laatste
uitgerust te zijn met een vaste of oprolbare
driepuntsgordel, die goedgekeurd is volgens
het reglement UNI/ECE N°16 of andere ge-
lijkwaardige standaarden (Fig. 6).
WAARSCHUWING! Bij gebruik in voertuigen
die op de achterbank zijn uitgerust met veili-
gheidsgordels met ingebouwde airbags (opblaa-
sbare gordels), kan het contact tussen het opbla-
asbare gedeelte van de riem en het kinderzitje
leiden tot ernstig letsel of de dood. Gebruik geen
opblaasbare veiligheidsgordels bij installatie van
dit kinderzitje in een voertuig. Installeer het met
het Isofix-systeem of verplaats de autostoel naar
een zetel met een geschikt type veiligheidsgor-
del. Tijdens de installatie met het Isofix-systeem
mag de veiligheidsgordel niet achter de autosto-
el worden vastgemaakt, want dat kan het opblaa-
sbare gedeelte van de gordel activeren.
op de in de gebruiksaanwijzing van de auto
aangeduide plaatsen worden geïnstalleerd.
szitting worden aangebracht, of op één van de
achterzittingen en moet altijd in de rijrichting
worden geplaatst. Gebruik dit autostoeltje
nooit op zittingen die zijdelings gekeerd of
tegen de rijrichting in staan (Fig. 7).
LET OP! Volgens de statistieken over ongelukken
is de achterbank van het voertuig veiliger dan
de voorzittingen: daarom wordt aangeraden het
autostoeltje op de achterbank te installeren. De
veiligste plaats is het midden van de achterbank.
Als het autostoeltje op de voorzitting wordt ge-
plaatst, wordt voor een grotere veiligheid aange-
raden de zitting zover mogelijk naar achteren te
zetten, voor zover de aanwezigheid van andere
passagiers op de achterbank dit toelaat, en de
rugleuning zo verticaal mogelijk te zetten. Als de
auto uitgerust is met een hoogteregelaar voor
de gordel, bevestigt u deze op de laagste stand.
Controleer vervolgens dat de gordelregelaar ten
opzichte van de rugleuning van de autozitting
naar achteren staat (of er hooguit op één lijn mee
staat).
Als de voorzitting is uitgerust met een frontale
airbag wordt afgeraden het autostoeltje op deze
zitting aan te brengen. Bij installatie op een zitting
die beschermd is door een airbag dient u altijd de
handleiding van de auto te raadplegen.
LET OP! Installeer het autostoeltje nooit met de
autogordel, als de zitting alleen is uitgerust met
een horizontale veiligheidsgordel met twee be-
vestigingspunten (Fig. 8).
Verzeker u ervan dat de gesp van de driepunts-
gordel van de auto niet te hoog zit (fig. 31). Indien
54
-