nl
▪ Bij een uitvoering met een vrij kabeleinde moet de pomp
rechtstreeks in de schakelkast worden aangesloten. GE-
VAAR! Laat de elektrische aansluiting door een elek-
tromonteur uitvoeren, als de pomp rechtstreeks in de
schakelkast wordt aangesloten!
6.5.5
Aansluiting bewakingsinrichtingen
Alle bewakingsinrichtingen moeten worden aangeslo-
ten!
6.5.5.1 Bewaking motorwikkeling
Wisselstroommotor
De thermische motorbewaking bij een wisselstroommo-
tor is zelfschakelend. De bewaking is altijd actief en
hoeft niet apart aangesloten te worden.
Draaistroommotor met bimetaalsensor
Bimetaalsensoren worden rechtstreeks in de schakelkast
of via een relais aangesloten.
Aansluitwaarden: max. 250 V (AC), 2,5 A, cos φ = 1
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een uit-
schakeling plaatsvinden.
Bij de uitvoering met gemonteerde stekker is de thermi-
sche motorbewaking in de stekker voorbedraad en op de
juiste waarde ingesteld.
6.5.5.2 Bewaking afdichtingsruimte (externe elektrode)
Sluit de externe elektrode aan via een relais. Hiervoor
wordt het relais "NIV 101/A" aanbevolen. De drempel-
waarde bedraagt 30 kOhm.
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een
waarschuwing of uitschakeling plaatsvinden.
VOORZICHTIG
Aansluiting van de bewaking van de afdich-
tingsruimte
Als er bij het bereiken van de drempelwaarde alleen
een waarschuwing wordt geactiveerd, kan de pomp
door het binnendringende water onherstelbaar wor-
den beschadigd. Aanbevolen wordt om in dergelijke
gevallen altijd voor uitschakeling van de pomp te zor-
gen!
6.5.6
Instelling van de motorbeveiliging
De motorbeveiliging moet afhankelijk van het geselec-
teerde inschakeltype worden ingesteld.
6.5.6.1 Directe inschakeling
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledi-
ge belasting in op de nominale stroom (zie typeplaatje).
Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveili-
184
Inbedrijfname
gingsschakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het
bedrijfspunt in te stellen.
6.5.6.2 Soft starter
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledi-
ge belasting in op de nominale stroom (zie typeplaatje).
Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveili-
gingsschakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het
bedrijfspunt in te stellen. Daarnaast moet op de volgen-
de punten worden gelet:
▪ De opgenomen stroom moet altijd lager zijn dan de no-
minale stroom.
▪ Het starten en stoppen moet binnen 30 s zijn voltooid.
▪ Om vermogensverlies te voorkomen, moet de elektroni-
sche starter (soft starter) na het bereiken van de normale
bedrijfstoestand worden overbrugd.
6.5.7
Bedrijf met frequentie-omvormer
Het bedrijf op een frequentie-omvormer is niet toege-
staan.
7
Inbedrijfname
WAARSCHUWING
Voetletsel als gevolg van ontbrekende be-
schermingsuitrusting!
Tijdens werkzaamheden bestaat risico op (ernstig)
letsel. Draag veiligheidsschoenen!
7.1
Personeelskwalificatie
▪ Werkzaamheden aan de elektrische installatie: werk-
zaamheden aan de elektrische installatie moeten door
een elektromonteur worden uitgevoerd.
▪ Bediening/besturing: Het bedienend personeel moet ge-
ïnstrueerd zijn over de werking van de volledige installa-
tie.
7.2
Plichten van de gebruiker
▪ Het ter beschikking stellen van de inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften bij de pomp of op een daarvoor be-
stemde plek.
▪ Het ter beschikking stellen van de inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften in de taal van het personeel.
▪ Het garanderen dat het volledige personeel de inbouw-
en bedieningsvoorschriften heeft gelezen en begrepen.
▪ Het garanderen dat alle veiligheidsvoorzieningen en
nooduitschakelingen actief zijn en gecontroleerd zijn op
storingsvrije werking.
▪ De pomp is geschikt voor toepassing in de opgegeven
bedrijfsomstandigheden.
WILO SE 2019-02