Ingebruikname
OPMERKING
Bij een laag oliepeil kan er motorschade
ontstaan.
7.5
Benzine bijvullen (1)
OPMERKING
De tankdop bevindt zich bovenop de
benzinetank en is voorzien van het sym-
bool "Benzinepomp".
1. Verwijder de tankdop (1-2).
2. Vul de tank tot aan de onderste rand van de
vulpijp. Overvul de tank niet!
3. Schroef de tankdop weer stevig vast (1-2).
7.6
Aanbevelingen voor brandstofgebruik
■
Schone, nieuwe, loodvrije benzine met een
octaangetal van minstens 90 gebruiken
■
De brandstof aanschaffen in hoeveelheden
die binnen 30 dagen kunnen worden opge-
bruikt (zie onder Opslag)
■
Benzine met een ethanolgehalte tot 10% of
een MTBE-gehalte tot 15% (beschermings-
middel tegen detonatie) is acceptabel
■
Benzine niet mengen met olie
■
Het starten en laten draaien van de motor
mag uitsluitend in de vrije buitenlucht plaats-
vinden
8 INGEBRUIKNAME
LET OP!
Vooraf aan de ingebruikname olie bijvul-
len.
WAARSCHUWING!
Risico op vergiftiging!
De motor nooit laten draaien in afgeslo-
ten ruimten.
WAARSCHUWING!
Explosiegevaar!
Gebruik geen onder druk staande start-
vloeistoffen.
WAARSCHUWING!
Draaiende delen!
Houd ledematen uit de buurt van bewe-
gende machinedelen.
457951_a
LET OP!
Terugslagrisico!
Het trekkoord kan sneller naar de motor
terugspringen dan dat het koord kan
worden losgelaten.
■
Volg voor ingebruikname van de motor de
gebruikershandleiding van het apparaat
■
Start de motor uitsluitend wanneer deze hori-
zontaal staat
■
Controleer het oliepeil
■
Steek lang haar op en verwijder sieraden
■
Draag geen loszittende kleding
■
Draag stevige, slipvaste schoenen
■
Gebruik de motor niet in schuine standen van
meer dan 15°
8.1
Start de motor
VOORZICHTIG!
Volg voor de ingebruikname van de mo-
tor de gebruikershandleiding van het ap-
paraat!
1. Trek het trekkoord vlot uit en laat het vervol-
gens weer rustig terugrollen (1-7).
OPMERKING
De motor heeft een vast ingesteld mo-
tortoerental.
Het is niet mogelijk het toerental te rege-
len.
LET OP!
Risico op brandwonden!
Een draaiende motor geeft hitte af. Mo-
toronderdelen, met name de uitlaat, kun-
nen zeer heet worden.
■
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt
van roterende onderdelen.
■
Houd brandbaar materiaal uit de buurt van de
uitlaat en de omgeving van de cilinder.
■
Laat de uitlaat, cilinder en koelribben afkoe-
len, voordat u deze aanraakt.
9 OPSLAG
WAARSCHUWING!
Brand-/explosiegevaar!
Stal de motor niet nabij open vuur of hit-
tebronnen!
21