7. Voorbereiding voor gebruik
7.1. Apparaat opstellen
Verwijder het verpakkingsmateriaal en alle beschermfolie.
Reinig alle onderdelen voordat u het apparaat voor het eerst inschakelt (zie hoofdstuk "9. Reini-
ging" op pagina 47).
Maak het apparaat na het reinigen en vóór het inschakelen grondig droog.
Stel het apparaat op een geschikte plek op (zie ook hoofdstuk "3.3.1. Plaats van opstelling" op pa-
gina 39).
Steek de stekker van het apparaat in een beveiligd stopcontact. De aanduiding voor de stroom-
voorziening (12) licht op.
7.2. Opbergmand verwijderen en terugplaatsen.
Met de opbergmand (4) kunt u levensmiddelen gemakkelijker sorteren.
Hang de opbergmand aan de rand van het vriesvak.
8. Bediening van het apparaat
8.1. Temperatuurregeling
De instelling van de temperatuurregelaar (11) zorgt voor een automatische temperatuurregeling in
de vriesruimte.
Voor de temperatuurregelaar zijn de volgende 3 basisinstellingen mogelijk. De temperatuurrege-
laar is echter ook in tussenliggende standen traploos instelbaar:
MIN
Het laagste koelvermogen (het warmst)
MAX
Het hoogste koelvermogen (het koudst)
OFF
Het apparaat is uitgeschakeld
OPMERKING!
Belaad het vriesvak pas nadat het apparaat is afgekoeld.
Zet vóór het inleggen van verse levensmiddelen de thermostaat op de stand
middelste stand zetten.
8.2. Tips voor energiebesparing
Plaats het apparaat niet in de buurt van een warmtebron (verwarming, kookplaat etc.).
Zorg ervoor dat er rondom de vriezer ongehinderd lucht kan circuleren.
Wanneer zich een ijslaag heeft gevormd, moet het apparaat worden ontdooid. Een dikke ijslaag
beperkt de overdracht van de koude en zorgt daardoor voor een hoger energieverbruik.
Open het deksel slechts kort bij het plaatsen of uitnemen van levensmiddelen. Door het deksel
niet te lang te openen, ontstaat er minder ijs aan de wanden van het vriesvak.
Kies de instelling van de temperatuurregelaar (11) aan de hand van de hoeveelheid geplaatste
levensmiddelen in het apparaat.
MAX
. Na 3 uur in de
45
DE
FR
NL
ES
IT