Dutch
Overinfusie
Er kan overmatige vloeistof in de patiënt worden geïnfuseerd als de druk van de zak groter is dan 300 mm Hg. Dit kan resulteren in te veel vloeistof en/of een mogelijk
schadelijke verhoging van de bloeddruk.
Abnormale drukwaarden
Drukwaarden kunnen snel en fors wijzigen door verlies van de juiste kalibratie, losgeraakte aansluitingen of lucht in het syste em.
CONTRA-INDICATIES
Gebruik sets die zijn uitgerust met een spoelapparaat NIET voor het bewaken van intramusculaire of intracraniale druk.
WAARSCHUWING
•
Dit product is ontworpen voor eenmalig gebruik. De onderdelen van de set NIET opnieuw gebruiken of steriliseren, omdat het product door reiniging en
sterilisatie beschadigd kan raken.
Dit instrument is uitsluitend bedoeld voor gebruik bij één patiënt.
•
•
Steriliseer en/of gebruik dit instrument NIET opnieuw: hierdoor kunnen de prestaties aangetast worden en kan er falen van het instrument optreden. Ook kan
hersterilisatie en/of hergebruik resulteren in procedurele complicaties met ernstig letsel of overlijden van de patiënt tot gevolg. Hergebruik en hersterilisatie
leiden tot het risico van kruisbesmetting en infectie van de patiënt en kunnen ook besmettelijke ziekten van een patiënt overbrengen naar een andere patiënt.
LET OP
Gebruik de onderdelen NIET als de verpakking is geopend of beschadigd of als de inhoud mogelijk niet meer steriel is. Het gebruik van niet-steriele onderdelen kan
resulteren in een infectie voor de patiënt. Controleer alle verpakkingen voor gebruik.
VOORZORGSMAATREGELEN
•
De onderdelen van de set NIET na de op de verpakking aangegeven uiterste houdbaarheidsdatum gebruiken.
•
Het product is ontworpen voor eenmalig gebruik. De setonderdelen NIET opnieuw gebruiken of steriliseren.
•
De setonderdelen NIET gebruiken als de verpakking geopend of beschadigd is, omdat de inhoud mogelijk niet meer steriel is. Het gebruik van niet-steriele
onderdelen kan resulteren in een infectie voor de patiënt. Controleer alle verpakkingen voor gebruik.
DOELTREFFENDHEID VAN HET INSTRUMENT BEHOUDEN
Tijdens het aan- en afsluiten van alle componenten van het vloeistofpad dient u universele voorzorgsmaatregelen en een steriele techniek in acht te nemen volgens
de protocollen van de instelling en de CDC-richtlijnen. Het drukmonitoringsysteem dient te worden genuld/opnieuw te worden genuld en de kalibratie dient te worden
gecontroleerd:
•
wanneer het systeem voor het eerst wordt ingesteld
•
•
voor aanvang van een kritische meting
•
•
wanneer de bolle kap is ontkoppeld van de basis tijdens het bewaken van de patiënt. In een dergelijk geval dient u altijd de nulkraan naar de patiënt op UIT te zetten
voordat u de kap weer op de basis plaatst volgens de procedures die staan beschreven in paragraaf C; nul dan opnieuw zoals besc
VOORZORGSMAATREGELEN
• Kraanhendels moeten evenwijdig aan de aansluitingen staan, volledig AAN of UIT. Plaatsing in een hoek van
• Controleer het sensormembraan altijd op barsten, gaten en scheurtjes voordat u de bolle kap aanbrengt. Niet gebruiken indien beschadigingen zichtbaar zijn.
• Om het toepassen van overmatige druk naar de sensor te vermijden, dient u er ALTIJD voor te zorgen dat de hendel van de nulkraan in de monitoringstand
• Niet pompen wanneer de katheter is bevestigd. Hierdoor zou er lucht bij de patiënt kunnen komen.
• De doorgang van de katheter moet worden gecontroleerd en lucht in het vloeistofpad moet worden geëlimineerd voordat u de verlengslang op de katheter aansluit.
GEBRUIKSAANWIJZING
A. TOEPASSINGEN VOOR BEVESTIGING AAN DE STANDAARD
Monteer, volgens de gebruiksaanwijzing die is geleverd bij de BIOTRANS™ herbruikbare sensorbasis,
TOEPASSINGEN VOOR BEVESTIGING AAN DE PATIËNT
1. Open met een steriele techniek voorzichtig de verpakking van de set op een vlakke werkondergrond. Gebruik de binnenkant van de verpakking als een steriele
werkplek. Zet alle verbindingen vast.
2. Als de sensorkabel al is aangesloten op de monitorkabel, dient u de reeds gereinigde sensorbasis door het slanggedeelte van de beschermhuls te leiden tot de
gehele sensorbasis uit de slang steekt.
adapterverbinding worden nu beschermd door de huls.
3. Plaats de basis op de gewenste locatie op de arm of pols van de patiënt en maak deze goed vast met klittenband.
4. Sluit de benodigde monitoradapterkabel op het juiste kanaal van de monitor
aan. Zet de monitor AAN.
B. VULLEN (OPPOMPEN) VAN DE BIOTRANS™-SETS (voor sets met
BIOPORT™-systeem raadpleegt u de gebruiksaanwijzing voor het
BIOPORT™-gesloten bloedmonsternamesysteem)
LET OP
Alle zijaansluitingen van de kraantjes en de luerconnectoren worden
beschermd door witte geventileerde doppen die op hun plaats
moeten blijven tot het systeem is gevuld met een steriele oplossing
en ontlucht is.
1. Bereid een steriele gehepariniseerde spoelvloeistof voor
steriel zout water met 1 of 2 eenheden waterige heparine per cc
zoals voorgeschreven door een gediplomeerd arts, in een niet-geventileerde
oplossingzak.
a. Verwijder alle lucht uit de niet-geventileerde oplossingzak en vul de
infuustoedieningsset.
b. Steek de steriele naald van de infuusset in de oplossingzak op het
werkoppervlak.
c. Open de rolklem.
DLCK-0011-003 REV. H8
DLCK-0011-003 REV. H8
DLCK-0011-003 REV. A2
afb. 3A en
Als de kabels niet zijn aangesloten, doe dit dan voordat u verdergaat. De sensorkabel en
Velcro™-haakjes
(klittenband)
Basis voor bevestiging
aan patiënt
Monitoradapterkabel
N
Naar drukmonitor
Afb. 3A: Plaatsing van bevestigingsbasis
voor de patiënt en
monitoradapterkabel
beschermhuls.
52
oorkomen.
ten opzichte van de aansluitingen
aan de infuusstandaard en breng
kabel rekt uit langs de arm van de
Steriele polsband
Klittenband-haakjes
Beschermhuls
Sensor-kabel
Monitoradapterkabel
Afb. 3B: Bevestigen van de polsriem aan
de bevestigingsbasis voor de patiënt.
in
steriele
Steriele
polsband
Steriele beschermhuls
Naar
drukmonitor