Hoofdstuk 3
Application Name
(Naam toepassing) Voer de naam in die u
aan de toepassing wilt geven. De namen mogen niet langer zijn
dan 12 tekens.
External Port
(Externe poort) Geef het nummer op van de
externe poort die door de server of internettoepassing wordt
gebruikt. Raadpleeg de documentatie van de internettoepassing
voor meer informatie.
Internal Port
(Interne poort) Geef het nummer op van de
interne poort die door de server of internettoepassing wordt
gebruikt. Raadpleeg de documentatie van de internettoepassing
voor meer informatie.
Protocol
Selecteer het voor deze toepassing gebruikte
protocol (TCP, UDP of Both (Beide)).
To IP Address
(Naar IP-adres) Geef voor elke toepassing het
IP-adres op van de computer waarop de verzoeken worden
ontvangen. Als u een vast IP-adres aan de computer hebt
toegewezen, kunt u op DHCP Reservation (DHCP-reservering)
klikken in het scherm Basic Setup (Basisinstellingen) om het
vaste IP-adres op te zoeken.
Enabled
(Ingeschakeld) Selecteer Enabled (Ingeschakeld)
voor elke toepassing waarvoor u het doorsturen van poorten
wilt inschakelen.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Applications and Gaming (Toepassingen en
games) > Port Range Forward (Doorsturen
poortbereik)
In het scherm Port Range Forwarding (Doorsturen poortbereik)
kunt u openbare services op uw netwerk instellen, zoals
webservers, FTP-servers, e-mailservers of andere, gespecialiseerde
internettoepassingen. (Gespecialiseerde internettoepassingen zijn
toepassingen die gebruikmaken van internet om functies uit te
voeren, zoals videoconferenties en onlinegames. Voor sommige
internettoepassingen is doorsturen niet nodig.)
Als gebruikers dergelijke verzoeken via internet naar uw netwerk
verzenden, stuurt de router de verzoeken door naar de goede
servers (computers). Voordat u laat doorsturen, moet u vaste
IP-adressen toewijzen aan de gebruikte servers. U kunt dit doen
met de functie voor DHCP-reservering in het scherm Basic Setup
(Basisinstellingen).
Klik op het tabblad DMZ als u alle poorten moet doorsturen naar één pc.
Applications and Gaming (Toepassingen en games) > Port Range
Forward (Doorsturen poortbereik)
Wireless-N breedbandrouter
Geavanceerde configuratie
Port Range Forwarding (Doorsturen poortbereik)
Als u een poort wilt doorsturen, voert u op elke regel de
gegevens voor de vereiste criteria in.
Application Name
(Naam toepassing) Typ in dit veld de naam
voor de toepassing. De namen mogen niet langer zijn dan
12 tekens.
Start~End Port
(Start- ~ eindpoort) Geef het aantal of het bereik
van de poort(en) op die door de server of internettoepassing
worden gebruikt. Raadpleeg de documentatie van de
internettoepassing voor meer informatie.
Protocol
Selecteer het voor deze toepassing gebruikte
protocol (TCP, UDP of Both (Beide)).
To IP Address
(Naar IP-adres) Geef voor elke toepassing het
IP-adres op van de computer waarop de specifieke toepassing
wordt uitgevoerd. Als u een vast IP-adres aan de computer hebt
toegewezen, kunt u op DHCP Reservation (DHCP-reservering)
klikken in het scherm Basic Setup (Basisinstellingen) om het
vaste IP-adres op te zoeken.
Enabled
(Ingeschakeld) Selecteer Enabled (Ingeschakeld)
om het doorsturen van poorten in te schakelen voor de
toepassingen die u hebt opgegeven.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Applications & Gaming (Toepassingen en
games) > Port Range Triggering (Trigger
poortbereik)
In het scherm Port Range Triggering (Trigger poortbereik)
kan de router uitgaande gegevens controleren op specifieke
poortnummers. De router onthoudt het IP-adres van de
computer die de overeenkomende gegevens verzendt. Wanneer
de aangevraagde gegevens vervolgens worden teruggestuurd
via de router, worden de gegevens naar de juiste computer
teruggeleid aan de hand van het IP-adres en de regels voor
poorttoewijzing.
Applications & Gaming (Toepassingen en games) > Port Range
Triggering (Trigger poortbereik)
Port Range Triggering (Trigger poortbereik)
Application Name
(Naam toepassing) Voer de naam van de
triggertoepassing in.
21