9. Kalibratieadapter demonteren.
Als er tijdens de bumptest een fout is opgetreden:
1. Bij het meetkanaal wordt een storing weergegeven.
2. Bumptest herhalen.
3. Zo nodig sensor vervangen.
5.4.2 Reactietijd controleren (t90)
1. Een bumptest uitvoeren en een vereenvoudige
controle van de reactietijd uitvoeren.
a. Testgas op de kalibratieadapter aansluiten, het
ventiel van de testgascilinder openen en de
kalibratieadapter met testgas spoelen.
b. Kalibratieadapter op het gasmeetinstrument
plaatsen en de starttijd registreren.
c. Tijd registreren tot 90 % van de
testgasconcentratie is bereikt.
2. De gemeten reactietijd met die van eerdere
bumptests en met de t90-waarden uit de
begeleidende aanvullende documentatie (artikelnr.
9033655) vergelijken.
De berekende T90-insteltijd kan afwijken van de
gecertificeerde insteltijd, aangezien deze
vereenvoudigde procedure niet aan de normen voldoet.
5.5 Gasmeetinstrument kalibreren
WAARSCHUWING
Foutieve meetwaarden!
Door een foutieve kalibratie worden alarmen evt. niet of
vertraagd geactiveerd.
► Uitgang van de kalibratieadapter/uitlaatgasslang
niet afsluiten.
► Altijd de verse lucht-/nulpuntkalibratie vóór de
gevoeligheidskalibratie uitvoeren.
AANWIJZING
Beschadiging van de sensoren!
Bij gebruik van een uitlaatgasslang kunnen bij directe
afzuiging bij de uitlaatgasslang de sensoren
beschadigd raken.
► Zo nodig de uitlaatgasslang (lengte max. 2 m) naar
een afzuiging of naar de buitenlucht leiden.
Als het meet- of kalibratiegas wordt gewijzigd, moet
het betreffende kanaal worden gekalibreerd.
X-am
®
8000
De volgende aanwijzingen voor kalibratie in acht
nemen:
● Bij de verse lucht kalibratie wordt er voor de Dräger
IR-sensoren voor explosieve koolwaterstoffen van
uitgegaan dat de verandering van het nulpunt bij
50 %LEL niet meer dan ±5 %LEL van de gemeten
waarde bedraagt. Als de afwijking groter is dan
±5 %LEL dan wordt de gevoeligheidskalibratie
ongeldig.
● Bij de nulpuntkalibratie wordt er voor de Dräger IR-
sensoren van uitgegaan dat de verandering van het
nulpunt bij 50 %LEL resp. 0,5 vol.-% CO
dan ±5 %LEL resp. 0,05 vol.-% CO
gemeten waarde bedraagt. Als de afwijking groter is
dan ±5 %LEL of 0,05 vol.-% CO
gevoeligheidskalibratie ongeldig en wordt een fout
of waarschuwing weergegeven (configureerbaar).
● Bij een gevoeligheidskalibratie wordt er voor de
Dräger IR-sensoren van uitgegaan dat er een
geldige nulpuntkalibratie heeft plaatsgevonden (niet
ouder dan 30 min.), anders wordt er een
bevestigbare waarschuwing weergegeven.
Apparaat- en kanaalfouten kunnen ertoe leiden dat een
kalibratie niet mogelijk is.
5.5.1 Verse lucht kalibratie uitvoeren
Ter verbetering van de nauwkeurigheid moet in geval
van een nulpuntafwijking een verse lucht kalibratie
worden uitgevoerd.
De volgende aanwijzingen voor kalibratie in acht
nemen:
● Bij de verse lucht kalibratie wordt er voor de Dräger
IR-sensoren voor explosieve koolwaterstoffen van
uitgegaan dat de verandering van het nulpunt bij
50 %LEL niet meer dan ±5 %LEL van de gemeten
waarde bedraagt. Als de afwijking groter is dan
±5 %LEL dan wordt de gevoeligheidskalibratie
ongeldig.
● Bij de verse lucht kalibratie wordt bij de XXS O
weergave op 20,9 vol.-% ingesteld.
X-am 8000:
● Een geactiveerde H
2
tijdens een bumptest of een kalibratie voor de
betreffende duur gedeactiveerd.
● Bij de verse lucht kalibratie wordt het nulpunt van
alle sensoren (met uitzondering van de
DrägerSensor XXS O
XXS O3) op 0 ingesteld.
Onderhoud
niet meer
2
van de
2
dan wordt de
2
-verrekening wordt automatisch
, DUAL IR CO
en IR CO
2
2
nl
de
2
,
2