nl
Bedrijf
2. Pompadapter op het gasmeetinstrument monteren.
Let op dat beide geleidingspennen in de daarvoor
bestemde groeven liggen.
Controleer of de pompadapter correct is
bevestigd. Als de pompadapter correct bevestigd is,
start automatisch de lekdichtheidstest. Indien de
lekdichtheidstest niet opstart, is het
gasmeetinstrument niet gebruiksgereed. Voorkom
verkantelen van de pompadapter.
Het gasmeetinstrument schakelt automatisch in de
pompmodus, zodra de pompadapter is gemonteerd.
De lekdichtheidstest start automatisch.
Dräger adviseert de lekdichheidstest direct voor
gebruik uit te voeren met de aangesloten sonde
(slangsonde, staafsonde) zodat lekkage in het
gehele aanzuigsysteem kunnen worden
gedetecteerd.
3. Zodra de lekdichtheidstest wordt weergegeven, dan
binnen 60 s de aanzuigopening van de sonde of de
slang net zo lang afsluiten tot de lekdichtheidstest is
uitgevoerd.
4. Aanzuigopening vrijgeven.
– Lekdichtheidstest geslaagd: Meting wordt
gestart. Let op de spoeltijden!
– Lekdichtheidstest niet geslaagd: Zo nodig sonde,
slang en adapter controleren en lekdichtheidstest
herhalen.
5. Slangeinde of sonde op het monsternamepunt
positioneren.
De temperatuur op de meetlocatie kan afwijken van
de temperatuur in het gasmeetinstrument en daardoor
de weergave van de meetwaarde beïnvloeden. De
correcte werking van de temperatuurcorrectie kan
!
alleen op het gasmeetinstrument worden gewaarborgd.
Om de meting met pomp te beëindigen:
1. Schroef van de pompadapter losdraaien.
2. Pompadapter verwijderen.
De pomp wordt gespoeld en het gasmeetinstrument
schakelt automatisch naar de diffusiemodus.
4.12 Metingen met assistenten
Het gasmeetinstrument beschikt over assistenten voor
een comfortable voorbereiding van de meting en voor
de meting geoptimaliseerde meetweergaven.
Voor volgende applicaties zijn assistenten beschikbaar:
– Vrijgavemeting: voor de meting met een
sonde/slang, bijv. in tanks/tanksystemen, tunnels,
schachten of containers
– Lekdetectie: voor het opsporen van gaslekken
– Benzeen-/voorbuisje meting: voor het gebruik van
voorbuisjes als filter voor de PID
Tijdens de voorbereidingsfase van de assistent is het
gasmeetinstrument in een specifieke modus.
Als het gasmeetinstrument niet over de benodigde
stofspecifieke eigenschappen van het gewenste
meetgas beschikt of het gasmeetinstrument zich niet
binnen het toegestane temperatuurbereik (typisch 0 tot
40 °C voor vrijgavemetingen en benzeen-/voorbuisje
meting) bevindt, worden de assistenten niet
ondersteund.
4.13 Vrijgavemeting met assistent
uitvoeren
Tijdens de vrijgavemeting wordt gedurende max. één
uur de duur van de meting (in mm:ss) weergegeven in
plaats van de tijd. Daarna wordt opnieuw de tijd
weergegeven. Na elk flowalarm wordt de duur van de
meting opnieuw gestart.
Voorwaarden:
– Het gasmeetinstrument is ingeschakeld.
– De gebruiker is met het betreffende
gebruikersniveau aangemeld.
®
X-am
8000