Aansluiten van de toestellen
— Zet alle bedrading vast met kabelklemmen
of isolatieband. Ter bescherming van de
bedrading dient u deze te omwikkelen met
isolatieband waar de bedrading met metalen
onderdelen in aanraking komt.
— Houd alle bedrading uit de buurt
van bewegende onderdelen, zoals de
versnellingspook en de stoelenrails.
— Houd de bedrading uit de buurt van
zeer warme plekken, zoals bij een
verwarmingsrooster.
— Leid de gele draad niet door een gat naar het
motorcompartiment om aan te sluiten op de
accu.
— Plak eventuele losse aansluitingen,
draadeinden of stekkers netjes af met
isolatieband.
— Maak de kabels niet korter.
— Tap in geen geval de stroomkabel voor dit
toestel af om andere apparatuur van stroom
te voorzien. Het vermogen van de draad is
beperkt.
— Gebruik een zekering met het voorgeschreven
vermogen.
— Sluit de negatieve luidsprekerdraden in geen
geval direct op aarde aan.
• Via de blauw/witte draad wordt een stuursignaal
geproduceerd wanneer dit toestel is ingeschakeld.
Verbind deze met de systeemafstandsbediening
van een externe eindversterker, of met de
stuuraansluiting voor het relais van de antenne
van het voertuig (max. 300 mA, 12 V gelijkstroom).
Als het voertuig een ruitantenne heeft, dient u
deze draad te verbinden met de stroomaansluiting
van de antennesignaalversterker (booster).
• Verbind de blauw/witte draad in geen geval met de
stroomaansluiting van een externe eindversterker.
Verbind deze draad ook in geen geval met de
stroomaansluiting zelf van de antenne van de
auto. Doet u dit toch, dan kan de accu leeglopen
of kunnen zich andere storingen voordoen.
• IP-BUS stekkers zijn kleurgecodeerd. Let erop
dat u alleen stekkers van dezelfde kleur op elkaar
aansluit.
• De zwarte draad is de aarding. Deze draad en de
aardingen van andere apparatuur (in het bijzonder
producten met een hoog vermogen, zoals een
eindversterker), moeten onafhankelijk van elkaar
worden aangesloten. Doet u dit niet, dan kan er
brand ontstaan of kunnen zich storingen voordoen
wanneer de bedrading onbedoeld los raakt.
• Raadpleeg de handleiding in kwestie voor details
omtrent het aansluiten van de eindversterker
en andere apparatuur en maak de vereiste
verbindingen.
• Als de RCA (tulpstekker) aansluiting van het
toestel niet wordt gebruikt, kunt u de doppen er
beter op laten zitten.
• Wanneer u een tweeter aansluit, moet u
van tevoren het bruikbare frequentiebereik
van de tweeter controleren. Wanneer u de
afsnijfrequentie instelt, dient u deze hoger in te
stellen dan de laagste bruikbare frequentie van de
tweeter.
• Auto TA maakt gebruik van een hoger bereik
dan 10 kHz voor het meten. Als er daarom een
tweeter wordt gebruikt die het frequentiebereik
rond de 10 kHz niet kan weergeven, kan de
tweeter beschadigd raken. Wanneer u Auto
TA&EQ gebruikt, moet u niet vergeten de juiste
afsnijfrequentie in te stellen. En gebruik dus
een tweeter die als laagste bruikbare frequentie
tenminste signalen van 10 kHz kan weergeven.
3