Opladen voltooid
Als het opladen voltooid is, wordt dit aangegeven door het lampje CHARGED (Geladen)
(groen). Als dit brandt, is de lader overgegaan op de onderhoudsmodus.
Onderhoudsmodus (onderhoudsmoduscontrole)
Als het lampje CHARGED (Geladen) (groen) brandt, is de onderhoudsmodus van
de lader begonnen. In deze modus houdt de lader de accu volledig opgeladen door
een kleine hoeveelheid stroom te leveren wanneer dit nodig is. Als de accuspanning
onder een vooraf ingesteld niveau daalt, komt de lader weer in de laadmodus totdat de
accuspanning weer op het volledig geladen niveau is; op dit punt gaat de lader terug
naar de onderhoudsmodus.
De functie Motorstart gebruiken
Met uw acculader kunt u uw auto opstarten als de accu bijna leeg is. Volg deze
instructies om de functie MOTORSTART te gebruiken.
WAARSCHUWING
Volg alle veiligheidsinstructies en -voorzorgsmaatregelen voor het laden
van uw accu. Draag volledige oogbescherming en bescherming voor uw kleding. Laad
uw accu in een goed geventileerde omgeving.
BELANGRIJK
Als de functie MOTORSTART wordt gebruikt als er GEEN accu in het
voertuig is geïnstalleerd, kan het elektrische systeem van het voertuig schade oplopen.
OPMERKING: Als u de accu hebt opgeladen en de auto nog steeds niet start, mag u
de motorstartfunctie niet gebruiken, anders kan het elektrische systeem van de auto
schade oplopen.
BELANGRIJK
Laat de lader niet meer dan tien minuten achter elkaar in de modus
Motorstart, anders kan de lader schade oplopen.
1. Zet de schakelaar Laadsnelheid en de timer in de OFF-positie.
2. Terwijl de lader niet is aangesloten op het wandstopcontact, sluit u de lader aan
op de accu, waarbij u de instructies volgt in paragraaf 5 (VOLG DEZE STAPPEN
WANNEER DE ACCU IS GEÏNSTALLEERD IN EEN VOERTUIG).
3. Steek het netsnoer van de lader in het wandstopcontact en zet daarna de
timerschakelaar van de OFF- naar de 24H-positie.
4. Terwijl de lader is aangesloten op het wandstopcontact en is verbonden met de accu van
het voertuig, zet u de selectieschakelaar Laadsnelheid in de juiste motorstartpositie.
5. Torn de motor tot hij start of tot er 3,0 seconden zijn verstreken. Als de motor niet start,
zet dan de selectieschakelaar Laadsnelheid op de hoogste laadsnelheidsinstelling en
wacht 3 minuten voordat u opnieuw tornt. Zo kunnen de lader en de accu afkoelen.
OPMERKING: Bij extreem koud weer, of als de accu minder dan 2 volt heeft, moet de
accu 5 minuten worden opgeladen voordat u de motor tornt.
6. Als de motor niet wil starten, laadt u de accu nogmaals 5 minuten op voordat u weer
probeert de motor te tornen.
7. Nadat de motor is gestart, zet u de selectieschakelaar Laadsnelheid en de timer
in de OFF-positie en haalt u het netsnoer uit het wandstopcontact voordat u de
accuklemmen losmaakt van het voertuig.
8. Maak de lader schoon en berg hem op een droge plaats op.
OPMERKING: Als de motor wel tornt maar niet start, is er geen probleem met het
startsysteem; dan is er ergens anders een probleem met het voertuig. STOP met het
tornen van de motor totdat het andere probleem is bepaald en verholpen.
De accuspanningstester gebruiken
Overzicht
Deze acculader heeft een ingebouwde voltmeter om de laadstatus van de accu
te testen. De lader heeft geen ingebouwde ladingtester. Daarom kan een pas
opgeladen accu tijdelijk een hoge spanning hebben als gevolg van de zogenoemde
"oppervlaktelading". De spanning van een dergelijke accu daalt geleidelijk tijdens de
periode vlak nadat het laadsysteem is losgekoppeld. Daarom kan het testapparaat
inconsequente waarden voor een dergelijke accu weergeven. Voor een nauwkeuriger
86