nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
•
Stel een stilstaande pomp niet bloot aan vriesomstandigheden.
Voer alle vloeistof af die zich in de pomp bevindt. Wanneer u dat
niet doet, kan de vloeistof bevriezen en de pomp beschadigen.
•
De som van de druk aan de aanzuigzijde (voeding, valtank) en de
maximale druk die wordt geleverd door de pomp mag niet groter
zijn dan de maximale bedrijfsdruk die is toegestaan (nominale druk
PN) voor de pomp.
•
Gebruik de pomp niet als er cavitatie optreedt. Cavitatie kan leiden
tot schade aan de interne onderdelen.
•
Als een vloeistof op hoge temperatuur verpompt wordt moet er een
minimale druk aan de aanzuigzijde worden gegarandeerd om
cavitatie te voorkomen.
•
U voorkomt dat de interne onderdelen van de pomp oververhit
raken door te zorgen dat er altijd een minimale vloeistofstroming
gegarandeerd is terwijl de pomp in bedrijf is. De bedrijfstijd onder
deze omstandigheden mag niet langer dan een paar seconden
zijn. Als er geen minimale waterstroom kan worden gerealiseerd,
dan wordt een bypass- of terugvoerlijn aanbevolen. Raadpleeg de
minimale nominale doorvoersnelheid in de bijlage.
Geluidsniveau
Voor informatie over de door de units voortgebrachte geluidsniveaus,
zie de installatie-, gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor.
5.1 Laat de pomp aanzuigen.
WAARSCHUWING:
Het openen van de apparatuur door middel van de pluggen
is alleen mogelijk als de apparatuur niet actief is of als het
tijdens de eerste aanzuigfase onvermijdelijk is, moeten er de
nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen.
Installaties met vloeistofniveau boven de pomp
(aanzuighoogte)
Voor een illustratie waarop de pomponderdelen te zien zijn, zie
Afbeelding
11.
1. Sluit de aan-uitklep die zich stroomafwaarts ten opzichte van de
pomp bevindt. Selecteer de toepasselijke stappen:
2. Serie 1, 3, 5:
a) Draai de afvoerplugpen (2) los.
b) Verwijder de vul- en aflaatplug (1) en open de aan-uitklep
stroomopwaarts totdat vloeistof uit het gat stroomt.
c) Draai de afvoerplugpen (2) vast.
d) Vervang de vul- en aflaatplug (1).
3. Serie 10, 15, 22, 33, 46, 66, 92, 125:
a) Verwijder de vul- en ontluchtingsplug (1) en open de aan-/uitklep
stroomopwaarts totdat het water uit de opening stroomt.
b) Sluit de vul- en ontluchtingsplug (1). De vulplug (3) kan in plaats
van (1) worden gebruikt.
Installaties met vloeistofniveau onder de pomp
(Aanzuighoogteverschil)
Voor een illustratie waarop de pomponderdelen te zien zijn, zie
Afbeelding
12.
1. Open de open/dicht klep stroomopwaarts ten opzichte van de pomp
en sluit de open/dicht klep stroomafwaarts. Selecteer de
toepasselijke stappen:
2. Serie 1, 3, 5:
a) Draai de afvoerplugpen (2) los.
b) Verwijder de vul- en ontluchtingsplug (1) en gebruik een
trechter om de pomp te vullen totdat het water uit de opening
stroomt.
c) Draai de afvoerplugpen (2) vast.
d) Vervang de vul- en aflaatplug (1).
3. Serie 10, 15, 22, 33, 46, 66, 92, 125:
a) Verwijder de vul- en ontluchtingsplug (1) en gebruik een
trechter (4) om de pomp te vullen totdat het water uit de opening
stroomt.
b) Vervang de vul- en ontluchtingsplug (1). De vulplug (3) kan in
plaats van (1) worden gebruikt.
54
5.2 De draairichting controleren (driefasenmotor)
Volg deze procedure vóór het opstarten.
1. Zoek de pijlen op de adapter of de motorventilator om de juiste
draairichting te bepalen.
2. Start de motor.
3. Controleer snel de draairichting door de koppelingsbeveiliging of
door de bescherming van de motorventilator.
4. Stop de motor.
5. Doe het volgende als de draairichting onjuist is.
a) Ontkoppel de stroomtoevoer.
b) Verwissel in het contactbord van de motor of het elektrische
besturingspaneel de posities van twee van de drie draden van de
aanvoerkabel.
Voor de bedradingsschema's zie de installatie-, gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor.
c) Controleer nogmaals de draairichting.
5.3 De pomp starten
De verantwoordelijkheid voor het controleren van het juiste debiet en de
juiste temperatuur van de verpompte vloeistof ligt bij de installateur of
eigenaar.
Zorg voor het starten van de pomp voor de volgende punten:
•
Er alleen vloeistoffen met geleidingsvermogen >1000 [pS/m] worden
gebruikt (zie PD CLC/TR 60079–32–1).
•
De maximale vloeistoftemperatuur (tmax) die op het typeplaatje van
de pomp vermeld is mag nooit overschreden worden.
•
De combinatie van e-SV-pomp en droogloopbeveiliging wordt
beschreven in het explosiebeveiligingsdocument volgens de richtlijn
1999/92/EG.
•
De pomp lekt niet voor het starten en tijdens de werking.
•
De pomp is ontlucht voor het starten na periodes van vrijlopen van
de apparatuur.
•
De pomp op de juiste manier op de stroomvoorziening is
aangesloten.
•
De pomp is op de juiste manier gevuld volgens de instructies in de
Laat de pomp aanzuigen.
•
In geval van lange periodes van inactiviteit moet de pomp
aangezogen worden.
1. Start de motor.
2. Open geleidelijk de aan-uitklep aan de afvoerzijde van de pomp.
Onder de verwachte bedrijfsomstandigheden moet de pomp soepel
en stil functioneren. Zo niet, zie Lokaliseren van
6 Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
ELEKTRISCH GEVAAR:
Ontkoppel de stroomtoevoer voordat het apparaat wordt
geïnstalleerd of in onderhoud gaat.
WAARSCHUWING:
•
Alleen bevoegd en gekwalificeerd personeel mag
onderhoud plegen.
•
Neem de geldende ongevalpreventievoorschriften in
acht.
•
Gebruik
beschermingsmiddelen.
•
Zorg ervoor dat de afgevoerde vloeistof geen schade
aan personen, eigendommen of de omgeving kan
veroorzaken.
6.1 Gepland onderhoud
Het door Xylem geleverde geheel pomp en motor is geschikt voor
continu gebruik van 2 jaar of een onderhoudsvrije werking van 25000
uur. Na deze termijn moeten de hydraulische afdichtingen worden
gecontroleerd.
Zie de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor voor meer
informatie.
Neem contact op met Xylem of de erkende dealer voor eventuele
vragen met betrekking tot routine-onderhoud of service.
storingen.
geschikte
apparatuur
en