Let op!
Na het inschakelen draait de kettingzaag onmiddellijk
op volle snelheid.
Uitzetten
• Voor het uitzetten moet de aan-/uit-schakelaar (13)
aan de achterste handgreep worden losgemaakt.
• Bij het uitschakelen met de aan-/uit-schakelaar stopt
de kettingzaag binnen 1 seconde, met hevige vonk-
vorming. Dit is echter heel normaal, en het doet geen
afbreuk aan de goede werking van de kettingzaag.
• Na het werk met de kettingzaag: altijd de zaagket-
ting en het zwaard reinigen en de kettingbescher-
ming weer aanbrengen.
• Bij het bedienen van de kettingrem wordt de ket-
tingzaag onmiddellijk gedeactiveerd.
8. Ingebruikname
De spanning en de aard van de stroomverzorging
moeten overeenkomen met de gegevens op het ty-
peplaatje.
Voor aanvang van de werkzaamheden moet altijd de
goede en veilige werking van de kettingzaag worden
gecontroleerd.
Controleer ook of de ketting goed gesmeerd wordt,
en of het oliepeil voldoende hoog is (zie afb. 4). Wan-
neer het oliepeil ongeveer 5 mm boven de onderste
markering ligt, moet olie worden bijgevuld. Wanneer
het oliepeil hoger is, kunt u beginnen te werken.
• De kettingzaag aanzetten en boven de grond hou-
den. De kettingzaag mag de grond niet raken. Om
veiligheidsredenen moet hier een minimale afstand
van 20 cm in acht worden genomen. Wanneer u
toenemende oliesporen ontdekt, betekent dit dat
het smeersysteem voor de ketting goed werkt.
Wanneer u geen tekenen van olie kunt vaststellen,
reinig eerst de olie-uitlaat (afb. 2, C), het bovenste
boorgat van de kettingspanner (afb. 3, E) en de
olieleiding. Raadpleeg indien nodig een gespecia-
liseerd bedrijf. (Lees a.u.b. echter van tevoren de
overeenkomstige instructies in paragraaf „Kettings-
meerolie bijvullen").
• Controleer ook indien nodig de kettingspanning en
de speling (zie paragraaf „Zaagketting spannen").
• Controleer de goede werking van de kettingrem
(zie ook paragraaf „Kettingrem vrijgeven").
NL
56
Montage
Geleidingsrail en ketting aanbrengen (afb. 1, 2, 3).
Waarschuwing: wanneer de zaag reeds is aan-
gesloten aan de stroomverzorging: altijd eerst het
apparaat loskoppelen van het stroomnet. Bij alle
werkzaamheden met/aan de zaag beschermhand-
schoenen dragen.
Belangrijke opmerking: De voorste handbescherming
(3) moet altijd in de bovenste (verticale) positie zijn
(afb. 5).
De geleidingsrail en de zaagketting worden afzon-
derlijk, dus niet gemonteerd geleverd. Bij de montage
eerst de borgmoer (SDS-systeem/5) losmaken en
dan de afdekking van het tandwiel (6) verwijderen.
De boutgeleider (17) moet zich in het midden van de
geleiding bevinden.
Indien nodig de kettingspanning met het instelwiel
(5a/afb. 3) bijstellen.
Waarschuwing! Om letsel door de scherpe randen
te voorkomen, moeten bij de montage, het spannen
en controleren van de ketting altijd beschermhand-
schoenen gedragen worden!
Voor de montage van de geleidingsrail met de zaag-
ketting de snijrichting van de tanden controleren! De
looprichting wordt aangegeven met een pijl op de af-
dekking van het tandwiel (6). Om de richting van het
snijden vast te leggen kan het nodig zijn de zaagket-
ting (4) om te draaien.
Houd de geleidingsrail (7) verticaal met de punt naar
boven en breng de zaagketting (4) aan; begin aan het
uiteinde van de geleidingsrail. Aansluitend wordt de ge-
leidingsrail met de zaagketting als volgt gemonteerd:
• De geleidingsrail met de zaagketting aan het tand-
wiel (16) en boutgeleider (17) aanbrengen. Let op
dat de justeerplaat (7a/afb. 3) naar u wijst!
• De zaagketting om het tandwiel (16) geleiden en
controleren of zij correct ligt (zie afb. 3).
• De verstelplaat (7a) is met de schroef F aan de ge-
leidingsrail (7) bevestigd.
• De afdekking van het tandwiel (6) boven aanbren-
gen en voorzichtig met de borgmoer (5) vastmaken.
Nu moet de zaagketting nog juist worden gespannen.
Zaagketting spannen
Waarschuwing!
Bij alle werkzaamheden aan de kettingzaag het appa-
raat altijd van tevoren loskoppelen van het stroomnet!
Bij alle werkzaamheden aan de ketting altijd be-
schermhandschoenen dragen!
• De zaagketting (4) moet per se in de geleidingsrail
(7) liggen!
• De buitenste knop rechtsom draaien (5a/afb. 3)
tot de zaagketting goed is gespannen, dan de bin-
nenste knop (van 5) draaien om de geleidingsrail in
deze positie vast te maken.
• Terwijl de binnenste knop vastgedraaid wordt, moet
de geleidingsrail omhoog worden geduwd.
• Controleer dan de spanning van de zaagketting op-
nieuw. De ketting mag niet te strak zijn gespannen. Bij
koud weer moet het mogelijk zijn, de ketting in het mid-
den van de geleidingsrail ongeveer 5 mm op te tillen.