2.4 Installeren
Verbinding voor MIG/MAG lassen
- Sluit de MIG toorts aan de centrale adapter aan (1) en over-
tuig u ervan dat de bevestigingsring goed is vastgedraaid.
- Verbindt de rood gekleurde (symbool ) slang voor koelvloei-
stof van de toorts met de snelkoppeling van de koelunit (5)
.
- Verbindt de blauw gekleurde (symbool) slang voor koelvloei-
stof van de toorts met de snelkoppeling van de koelunit (6)
.
- Open het rechter zijpaneel.
- Controleer of de groef van de rol gelijk is aan de diameter van
de draad waarmee u wilt werken.
- Draai de ring van de spoelhaspel los en plaats de spoel.
Breng ook de pen van de haspel op z'n plaats, plaats de spoel,
breng de ring (2) weer in en plaats de schroef (3).
- Maak de hendel van de rol van draadtoevoer (4) los, steek het
uiteinde van draad in de draadgeleider en laat hem over de
rol lopen, in de toorts hulpstuk. Vergrendel de draadtoevoer
in de juiste positie en controleer of de draad in de groef van
de rol zit.
- Om de draad in de toorts te brengen drukt u op de knop van
de draadtoevoer.
- Sluit de gasslang aan met de slangklem aan de achterkant.
- Stel de gasstroom in van 10 tot 15 lt/min.
3 PRESENTATIE VAN DE INSTALLATIE
3.1 Algemene informatie
De halfautomatische apparaten van de serie NEOMIG voor
het MIG/MAG lassen met continue draadtoevoer garanderen
voor grote prestaties en kwaliteit bij het lassen met massieve en
gevulde lasdraad.
De statische eigenschap van de generator is met constante
spanning met trapsgewijze regeling van de lasspanning; de ver-
schillende selecteerbare uitgangen van de inductantie maken
het voor de lasser mogelijk om de optimale dynamiek van de
generator voor het lassen in te stellen.
Deze lasgeneratoren bezitten een innovatieve werkwijze:
"SYNERGIE". De activering van de synergie met de instel-
ling van het soort te lassen materiaal en de diameter van de
gebruikte draad zorgt voor een automatische instelling van de
draadsnelheid, waardoor de handelingen voor het regelen van
het apparaat tijdens het lassen vergemakkelijkt worden.
3.2 Voorpaneel
1
Stroomtoevoer
Geeft aan dat de stroom is ingeschakeld en de machine
aan staat.
2
Algemeen alarm
Geeft aan dat het beveiligingssysteem een mogelijke
storing constateert zoals bij voorbeeld bij de tempera-
tuur.
3
Ingeschakeld
Geeft aan dat de spanning op de machine aan staat.
4
Eerste knop om de stroom te regelen
Knop met 3 posities om de juiste stroomsterkte te rege-
len. Staat de knop op een andere positie dan 0 dan is
de stroom ingeschakeld (pos.0= uitgeschakeld).
Raak de knop nooit aan terwijl u last.
5
Tweede knop om de stroom te regelen
Knop met mogelijkheden tot 10 posities. Voor beide
knoppen geldt hoe hoger het nummer van de positie
hoe hoger het voltage.
Raak de knop nooit aan terwijl u last.
105