Nederlands
3.
Wateraansluiting
3.1 Wateraanvoer (A, A')
n Apparaat aansluiten op koud water met
drinkwaterkwaliteit (sticker op de wateraanvoer in acht
nemen) (wateraansluiting zie onder
pos. "A, A'" in de maatschetsen achterin het handboek).
n Voordat de wateraansluiting wordt uitgevoerd, de
waterleiding van de opstelplaats doorspoelen.
n Een terugslagklep (Z) inbouwen in de waterleiding en
afb. 13
voor elk apparaat een eigen afsluitkraan (Y) met vuilzeef
installeren (Lokale wateraanvoerverordening in acht
nemen; in Duitsland volgens DIN 1988, deel 4).
Afsluitkraan alleen openen wanneer de heteluchtoven in
gebruik is.
n Waterdruk (stromingdruk) min. 2 bar en max. 6 bar.
n Wateraansluiting via ½" drukslang met
¾" schroefdraad.
n Geleidingsvermogen van het water 10-200µS/cm.
n Watereigenschappen: pH: 7-7,5; Cl
400 mg/l, Fe < 0,1 mg/l,
Mn < 0,05 mg/l, Cu < 0,05 mg/l.
n Bij sterke verontreiniging van het water een
afb. 13
sedimentfilter (X) van 0,08mm aanbrengen.
n Indien het redoxpotentiaal van het water groter is dan
afb. 13
300mV bij een chloorconcentratie (Cl
van > 0,1 mg/l, moet een actieve-koolfilter (W) worden
aangebracht (onderhoudsintervallen van het filter
aanhouden).
n Bij overschrijding van de Cl
afb. 14/15
waterhardheid > 18° dH (33° fH; 23° eH;
320 ppm (USA)), wordt aanbevolen om een waterstof-
ionenwisselaar (V) (deelontziltingsinstallatie) aan te
brengen.
Attentie: Resterende waterhardheid na het ontharden
in acht nemen:
min. 5° ... max. 7° dH (9° ... 13° fH;
6,3° ... 8,8° eH; 90 ... 125 ppm (USA)).
Art.-Nr.: 7006300 / Ausgabe 06/2003
< 150 mg/l, SO
<
-
4
)
2
-waarde of een
-
Seite 38 / 71
n Dimensionering van de deelontziltingsinstallatie
uitsluitend voor het waterverbruik van de stoomgenerator
nodig:
CONVOTHERM OSC/OSP 6.10 à 0,2 l/min
CONVOTHERM OSC/OSP 10.10 à 0,4 l/min
CONVOTHERM OSC/OSP 10.20 à 0,5 l/min
CONVOTHERM OSC/OSP 12.20 à 0,6 l/min
CONVOTHERM OSC/OSP 20.10 à 0,6 l/min
CONVOTHERM OSC/OSP 20.20 à 0,8 l/min
n Zachtwateraansluiting (optioneel):
Bij tafelapparaten bevindt de zachtwater-aansluiting
(A') zich op de onderzijde van het apparaat. Het
niet-behandelde water wordt aangesloten op de
achterzijde (A) van het apparaat.
Bij staande apparaten het zachte water aansluiten
op de speciale wateraansluiting A' en het niet-
behandelde water aansluiten op het L-vormige
aansluitstuk (=A), waarop ook de handdouche is
aangesloten.
Ook warm water tot 60°C kan worden aangesloten
op A'.
n Lokale wateraanvoerverordening in acht nemen
(geldende norm in Duitsland: DIN 1988 deel 4).
3.2 Waterafvoer (B)
n Waterafvoer zie onder pos. "B" in de maatschetsen
achterin het handboek
n Lokale waterafvoerverordening in acht nemen (in
Duitsland DIN 1986 deel 1).
n Waterafvoeraansluiting: Een open afvoer wordt
aanbevolen (trechtersifon van min. Ø 32 mm)! Buis DN
32 , knikvrij, met een constant verval van minstens 5%
(3°). Alternatief: aansluiting via sifon DN 32.
De binnendiameter van de afvoerleiding van een
apparaat moet minstens 32 mm bedragen (zonder
versmalling).
Als er meerdere apparaten worden aangesloten op
een afvoerleiding, moet deze zodanige afmetingen
hebben dat het afvoerwater ongehinderd kan
wegstromen.
n Apparaatafvoer = G 1 ¼" (niet-flexibel).
n Gemiddelde afvoerwatertemperatuur: 65 °C.
afb. 14
afb. 15
afb. 16