6) Na het instellen van een kanaal draait u de
NL
regelaar LEVEL ervan volledig terug en stel
B
het volgende kanaal in.
5.2 Geluidsbronnen mengen
1) Schuif de masterregelaar MASTER (25) zo
ver open, dat u de mengverhouding van de
geluidsbronnen optimaal kunt instellen.
2) Als alle instellingen voor de niveauregeling
en alle klankinstellingen doorgevoerd zijn
(
hoofdstuk 5.1), mengt u met de regelaars
LEVEL (10) de signalen van de ingangska-
nalen in de gewenste volumeverhouding.
Draai de regelaars LEVEL van ongebruikte
kanalen altijd volledig dicht.
3) Voor de monokanalen plaatst u met de pano-
ramaregelaars PAN (9) de monosignalen in
het stereoklankbeeld en voor de stereokana-
len stelt u met de regelaars BAL (9) de balans
van de stereosignalen instellen.
4) Zie volgend hoofdstuk (5.3.) voor het toevoe-
gen van effecten.
5) Om het ingangssignaal van de jacks TAPE IN
(18) en van de USB-aansluiting (33) naar het
mastersignaal te schakelen, drukt u op de
toets TAPE / USB TO MIX (21).
Opmerking: Als tijdens een opname via de jacks
TAPE OUT of via de USB-aansluiting het opname-
signaal als ingangssignaal naar de jacks TAPE IN
of de USB-aansluiting wordt gestuurd, dan mag de
toets TAPE / USB TO MIX niet ingedrukt zijn, omdat
er zich anders een terugkoppeling voordoet.
6) Stel met de regelaar MASTER (25) het defi-
nitieve geluidsvolume van het mastersignaal
in. Maak hierbij gebruik van de niveauweer-
gave (20). Om deze het niveau van het mas-
tersignaal te kunnen laten weergeven, mag
geen van de toetsen (22, 23) voor de beluis-
teringsfunctie ingedrukt zijn. Bij oversturing
lichten de rode ledʼs CLIP van de niveau-
weergave op.
5.3 Effecten toevoegen
5.3.1 Gebruik van een extern
effectenapparaat
Het effectenapparaat moet op de uitgang AUX
SEND (13) en op de ingang LINE (2) van een vrij
ingangskanaal aangesloten zijn.
1) Om de nageschakelde effectinstellingen te
kunnen horen, moet u de regelaar LEVEL
(10) van het kanaal, waarop het effectenap-
paraat is aangesloten, voorlopig ongeveer in
de middelste stand draaien.
2) Meng met behulp van de regelaars AUX
SEND (7) de signalen van de ingangskana-
len op het effectenkanaal. Het signaal wordt
na de regelaar LEVEL (10) afgenomen,
d.w.z. dat de effectsterkte van een kanaal
steeds in verhouding is tot het ingestelde
kanaalniveau. Het mastersignaal van alle op
het effectenkanaal gemengde signalen wordt
Nummer Naam
00 – 09
VOCAL
10 – 19
SMALL ROOM
20 – 29
LARGE HALL
30 – 39
ECHO
40 – 49
ECHO + VERB
50 – 59
FLANGE + VERB
60 – 69
PLATE
70 – 79
CHORUS + GTR
80 – 89
ROTARY + GTR
90 – 99
TREMOLO + GTR
18
via de uitgang AUX SEND (13) naar het
effectenapparaat gestuurd.
Opmerking: Draai de regelaar AUX SEND van het
kanaal waarop het effectenapparaat is aangeslo-
ten, volledig terug, omdat er zich anders een terug-
koppeling voordoet.
3) Met de regelaar LEVEL (10) van het kanaal
waarop het effectenapparaat is aangesloten,
mengt u het uitgangssignaal van de effecten-
generator met het mastersignaal.
5.3.2 Gebruik van de interne effectengenerator
1) Om de nageschakelde effectinstellingen te
kunnen horen, moet u de regelaar FX TO
MASTER (30) voorlopig in de middelste
stand draaien.
2) Draai de knop FX SELECT (27) zover voor-
of achteruit tot het nummer van het gewenste
effect (
perend op het display (27) weergegeven
wordt. Bevestig de keuze door kort op de
knop te drukken: het nummer stopt met knip-
peren, het effect is ingesteld.
3) Meng met behulp van de regelaars AUX
SEND (7) de signalen van de ingangskanalen
met het signaal op het effectenkanaal. Het sig-
naal wordt na de regelaar LEVEL (10) afgeno-
men, d.w.z. dat de effectsterkte van een ka-
naal steeds in verhouding is tot het ingestelde
kanaalniveau. De master van alle op het ef-
fectenkanaal gemengde signalen wordt naar
de ingang van de effectengenerator gestuurd.
4) Gebruik de regelaar FX TO MASTER (30) om
het uitgangssignaal van de effectengenerator
met het mastersignaal te mengen.
Als de led PEAK / MUTE (29) oplicht, wordt
de ingang van de effectengenerator over-
stuurd. Draai te ver opengedraaide regelaars
AUX SEND (7) in dit geval overeenkomstig
terug en compenseer eventueel door de regel-
aar FX TO MASTER verder open te draaien.
5) Door op de toets MUTE (28) te drukken, kunt
u de effectengenerator dempen (toets ver-
grendelt niet). Bij ingeschakelde demping licht
de led PEAK / MUTE (29) op. Om de demping
weer uit te schakelen, drukt u opnieuw op de
toets MUTE. De led PEAK / MUTE gaat uit.
Opmerking: Als het mengpaneel bij gedempte effec-
tengenerator uitgeschakeld wordt, is de dempings-
functie na herinschakelen opnieuw uitgeschakeld.
5.4 Voorbeluisteren via de hoofdtelefoon
en de monitorinstallatie
De twee toewijzingstoetsen (22, 23) voor de
beluisteringsfunctie bepalen welk signaal via de
uitgangen BOOTH OUT (12) en PHONES (14)
voorbeluisterd en door de niveau-ledʼs (20)
weergegeven wordt:
– Als er geen toetsen zijn ingedrukt, wordt het
met de regelaar MASTER (25) ingestelde
mastersignaal beluisterd en weergegeven.
Effect
Nagalmeffect, bijzonder geschikt voor zangtoepassingen
Nagalmeffect: Simulatie van een kleine tot middelgrote ruimte
Nagalmeffect: Simulatie van een grote zaal
Echo-effect
Combinatie van echo-effect en nagalmeffect
Combinatie van flanger-effect en nagalmeffect
Simulatie van een klassieke, helder klinkende galmplaat
Gitaareffect: Chorus
Gitaareffect: Rotary (Leslie-effect)
Gitaareffect: Tremolo
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet beschermd eigendom van MONACOR
GmbH & Co. KG. Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële doeleinden is verboden.
effectenoverzicht onderaan) knip-
– Als alleen de toets TAPE TO BOOTH / PHO-
NES (22) ingedrukt is, wordt het ingangssig-
naal op de jacks TAPE IN (18) en de USB-
aansluiting (33) beluisterd en weergegeven
(bv. om een opname te controleren).
– Als de toets AUX SEND TO BOOTH (23) inge-
drukt is, wordt het signaal van het effectenka-
naal beluisterd en weergegeven. De positie
van de toets TAPE TO BOOTH / PHONES
heeft in dit geval geen effect.
Stel het meeluistervolume in met de regelaar
BOOTH / PHONES (24).
6 Technische gegevens
Ingangsgevoeligheid
Mic: . . . . . . . . . . . . . . 0,5 mV
Line (monokanaal): . . 1 mV
Line (stereokanaal): . . 10 mV
Tape In: . . . . . . . . . . . 100 mV
Uitgangsniveau
Master Out / Tape Out: 650 mV
Booth Out: . . . . . . . . . 2 V
Aux Send: . . . . . . . . . max. 9,5 V
Hoofdtelefoon-
impedantie: . . . . . . . . . . ≥ 8 Ω
USB-interface: . . . . . . . . USB 2.0
Frequentiebereik: . . . . . 20 – 20 000 Hz
THD: . . . . . . . . . . . . . . . < 0,05 %
Signaal /
Ruis-verhouding: . . . . . . > 74 dB
Overspraak: . . . . . . . . . -63 dB
Equalizer
Lage tonen: . . . . . . . . ±15 dB / 80 Hz
Middentonen: . . . . . . . ±15 dB / 2,5 kHz
Hoge tonen: . . . . . . . . ±15 dB / 12 kHz
Low Cut-filter: . . . . . . . . 75 Hz
Fantoomvoeding: . . . . . +48 V
Voedingsspanning: . . . . 18 V~ via meegele-
Omgevings-
temperatuurbereik: . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D): 280 × 65 × 260 mm
Gewicht: . . . . . . . . . . . . 2,5 kg
Geschikt besturingssysteem voor de gegevens-
overdracht via de USB-interface:
Windows 2000, Windows XP of hogere Windows-
versies
Mac OS 9.0.4 of hoger, Mac OS X
Windows is een gedeponeerd handelsmerk van de Microsoft Corpora-
tion in de USA en andere landen.
Mac OS is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. in
de Verenigde Staten en andere landen.
Wijzigingen voorbehouden.
Parameter
uitklinktijd 0,8 – 0,9 s, pre-delaytijd 10 – 45 ms
uitklinktijd 0,7 – 2,1 s, pre-delaytijd 20 – 45 ms
uitklinktijd 3,6 – 5,4 s, pre-delaytijd 23 – 55 ms
vertragingstijd 145 – 205 ms
vertragingstijd 208 – 650 ms, uitklinktijd 1,7 – 2,7 s
snelheid 0,8 – 2,52 Hz, uitklinktijd 1,5 – 2,9 ms
uitklinktijd 0,9 – 3,6 s
snelheid 0,92 – 1,72 Hz
modulatiediepte 20 – 80 %
snelheid 0,6 – 5 Hz
(bij weergave 0 dB)
(bij weergave 0 dB)
(Full Speed)
(A-gemeten)
verde netadapter op
230 V~ / 50 Hz
®
INTERNATIONAL