Handmatige functietest (bumptest) uitvoeren
AANWIJZING
Bij een handmatige functiecontrole dient rekening te worden gehouden met de
-verrekening!
invloed van de H
2
AANWIJZING
Een eventueel geactiveerde H
-verrekening wordt automatisch tijdens een
2
handmatige kalibratie, een PC kalibratie of een automatischen bumptest voor
de betreffende duur tijdelijk gedeactiveerd.
AANWIJZING
De automatische functiecontrole met het Bump Test Station is beschreven in
de gebruiksaanwijzing van het Bump Test Station en in het Technische
Handboek.
Testgascilinder voorbereiden; daarbij moet het debiet 0,5 L/min bedragen
en de gasconcentratie hoger zijn dan de te testen alarmgrensconcentratie.
Sluit de testgascilinder aan op de kalibratiecradle (bestelnr.83 18 752).
WAARSCHUWING
Gevaar voor de gezondheid! Adem het testgas nooit in.
Volg de gevareninstructies van de betreffende veiligheidsinformatiebladen op.
Schakel het apparaat in en plaats deze in de kalibratiecradle – druk het
omlaag, totdat het vastklikt.
Open de klep van de testgascilinder, zodat gas over de sensoren stroomt.
Wacht, totdat het apparaat de testgasconcentratie met voldoende tolerantie
weergeeft : bijv.
IR Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
IR CO
: ±20 % van de testgasconcentratie
2
1)
O
: ±0,6 Vol.-%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
–
Afhankelijk van de testgasconcentratie toont het apparaat bij overschrijding
van de alarmgrenzen de gasconcentratie afwisselend met » A1 « of » A2 «.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de
kalibratiecradle.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken liggen:
Apparaat door onderhoudspersoneel laten afstellen.
1)
Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 132) moeten de weergaven in dit bereik
liggen.
1)
1)
1)
Kalibratie
Apparaten- en kanaalfouten kunnen ertoe leiden dat een kalibratie niet mogelijk
is.
AANWIJZING
Een eventueel geactiveerde H
-verrekening wordt automatisch tijdens een
2
handmatige kalibratie, een PC kalibratie of een automatischen bumptest voor
de betreffende duur tijdelijk gedeactiveerd.
Verse luchtkalibratie uitvoeren
Kalibreer het apparaat met verse lucht, vrij van meetgassen of andere storende
gassen. Bij de verse lucht kalibratie wordt het nulpunt van alle sensoren (met
uitzondering van de DrägerSensor XXS O
gezet. Bij de DrägerSensor XXS O
2
AANWIJZING
De verse luchtkalibratie/nulpuntafstelling wordt door de DrägerSensor DUAL
IR CO
, de DrägerSensor IR CO
en de DrägerSensor XXS O
2
2
ondersteund. Een nulpuntkalibratie van deze sensoren kan met de PC
software Dräger CC-Vision worden uitgevoerd. Hierbij moet een geschikt
nulgas, dat geen kooldioxide bevat en ozon (bijv. N
Apparaat inschakelen.
[ + ]-toets drie keer indrukken, het symbool voor verse lucht kalibratie »
verschijnt.
[ OK ]-toets indrukken om de verse lucht kalibratie te starten.
–
De meetwaarden knipperen.
Wanneer de meetwaarden stabiel zijn:
[ OK ]-toets indrukken om de verse lucht kalibratie uit te voeren.
–
Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK « weergegeven.
[ OK ]-toets indrukken om de verse lucht kalibratiefunctie te verlaten of ca.
5 seconden wachten.
Als een storing is opgetreden tijdens de verse lucht kalibratie.
–
Het storingssymbool »
« verschijnt en in plaats van de meetwaarde
wordt voor de betreffende sensor »
In dit geval de verse luchtkalibratie herhalen. Evt. sensor door
gekwalificeerd personeel laten vervangen.
, DUAL IR CO
en IR CO
) op 0
2
2
2
wordt de weergave op 20,9 Vol.-% gezet.
niet
3
) worden gebruikt.
2
« weergegeven.
«
87