4 De apparatuur aansluiten
NL
Schakel het mengpaneel uit of draai / schuif de
B
respectieve regelaars van de betreffende kana-
len dicht, voordat u verbindingen tot stand brengt
of loskoppelt. Zo vermijdt u storingsgeluiden.
4.1 Geluidsbronnen
In de mono-ingangskanalen kunt u niet omscha-
kelen tussen de microfooningang (16) en de
lijningang (15). Sluit daarom per monokanaal
slechts een van beide ingangen aan.
4.1.1 Microfoons
Sluit de microfoons aan op de gebalanceerde
XLR-jacks MIC (16). Voor microfoons met fan-
toomvoeding kunt u voor telkens vier microfoon-
ingangen met behulp van de schakelaars
PHANTOM (18) een fantoomvoeding van 48 V
inschakelen. Bij geactiveerde fantoomvoeding
functie licht de led naast de schakelaar op.
Opgelet: Bij ingeschakelde fantoomvoeding
mag er geen microfoon met ongebalanceerde
uitgang zijn aangesloten. U zou hem immers
kunnen beschadigen.
Schakelt de fantoomvoeding pas in of uit, wan-
neer het mengpaneel uitgeschakeld is of als de
respectieve toetsen MUTE (4) ingedrukt zijn en
de regelaar PHONES / CTRL-ROOM (42) dicht-
gedraaid is. Zo vermijdt u schakelploppen in de
luidsprekers en in de hoofdtelefoon.
4.1.2 Lijngeluidsbronnen
Sluit geluidsbronnen met lijnsignaalniveau (bv.
ontvangers van draadloze microfoonsystemen,
effectenapparatuur, instrumenten, afspeelappa-
ratuur) aan op de 6,3 mm-jacks LINE IN (14, 15)
van de ingangskanalen. De jacks zijn gebalan-
ceerd bedraad. U kunt ook apparatuur met onge-
balanceerd bedrade uitgang via tweepolige stek-
kers aansluiten.
— Sluit monoapparatuur aan op de jacks (15)
van de monokanalen CH 1 tot CH 12. Als u
een monoapparaat op een stereokanaal wilt
aansluiten, gebruik dan alleen de jack LEFT
(MONO). Het monosignaal wordt dan intern
naar het rechter en linker kanaal gestuurd.
— Sluit stereoapparatuur aan op de jacks (14)
van de stereokanalen CH 13 /14 en CH 15 /16.
U kunt de stereoapparatuur echter ook op
twee monokanalen aansluiten. Bij het mono-
kanaal, waarop het linker kanaal van het ste-
reoapparaat is aangesloten, draait u de
regelaar PAN (5) volledig naar links in de
stand "L", en bij het monokanaal, waarop het
rechter kanaal is aangesloten, de regelaar
PAN volledig naar rechts in de stand "R".
Voor aansluiting van bijkomende lijnbronnen
kunnen ook volgende stereo-ingangen gebruikt
worden:
1. de ingangen AUX RETURN 1 en 2 (28)
Gebruik bij aansluiting van een monoappa-
raat alleen de jack LEFT (MONO), het mono-
signaal wordt dan intern naar het linker en
rechter kanaal gestuurd.
2. de ingang AUX IN / TAPE IN (29)
bv. voor aansluiting van een cd-speler voor
achtergrondmuziek in de speelpauzen
38
4.2 Effectenapparaten
4.2.1 Effectenapparatuur aansluiten
Effectapparaten (bv. apparaten voor klankbe-
werking zoals compressoren, equalizers, noise
gates) kunt u rechtstreeks via de monokanalen
aansluiten: Het kanaalsignaal wordt na de rege -
laar TRIM (12) en het Low Cut-filter (11) afgeno-
men, loopt volledig via het effectenapparaat en
wordt op dezelfde plaats van de signaalweg
terug naar het kanaal gestuurd.
Sluit het effectenapparaat aan op de
6,3 mm-stekkerbus INSERT (13) van het betref-
fende kanaal. De stekkers moeten als volgt zijn
aangesloten:
punt
= Send (uitgang)
ring
= Return (ingang)
schacht = massa
Voor aansluiting van effectapparaten met ge -
scheiden in- en uitgangsjacks hebt u Y-kabels
nodig, bv. MCA-202 van MONACOR:
Afb. 7 Aansluiting via de Y-kabel MCA-202
4.2.2 Uitgangskanalen gebruiken
Via de uitgangskanalen AUX 1 en 4 kunnen
delen van het signaal van de ingangskanalen
afgenomen, via effectenapparaten (bv. galmap-
paratuur) bewerkt en via de Return-ingangen
opnieuw naar het mengpaneel gestuurd worden.
De signaalafname voor een als effectenkanaal
gebruikt uitgangskanaal gebeurt gewoonlijk
post-fader, d.w.z. het kanaalsignaal wordt na de
schuifregelaar (1) naar het uitgangskanaal
gemengd. Zo is de effectsterkte van een kanaal
steeds in verhouding met het ingestelde kanaal-
niveau.
De uitgangskanalen AUX 1 en AUX 2 kun-
nen voor elk kanaal met de schakelaar PRE /
POST (8) tussen post-fader en pre-fader omge-
schakeld worden. De uitgangskanalen AUX 3 en
AUX 4 zijn vast op post-fader ingesteld en die-
nen tegelijk als effectenkanaal voor de interne
effectengenerators.
1) Afhankelijk van welk uitgangskanaal gebruikt
wordt, sluit u de ingang van het effectenap-
paraat aan op de respectieve mono-uitgang
AUX SENDS 1, 2, 3 of 4 (38).
2) Stuur het signaal dat van het effectenappa-
raat komt, terug naar een van de ingangen
AUX RETURN (28).
Aanwijzing: Bij aansluiting van een monoapparaat
gebruikt u alleen de jack LEFT (MONO). Het signaal
wordt dan intern naar het rechter en linker kanaal
gestuurd.
3) Alternatief kan het signaal van het effecten-
apparaat ook naar de lijningang van een vrij
ingangskanaal CH 1 – 16 gestuurd worden.
Tip: Als u het effectsignaal ook met het signaal van
het uitgangskanaal wilt mengen, dan moet u zeker
een vrij ingangskanaal gebruiken, omdat deze han-
deling alleen via de regelaars AUX 1 – 4 MON (7, 9)
kan gebeuren.
4.3 Opnameapparaat
Een opnameapparaat kan op de jacks AUX IN /
TAPE IN en TAPE OUT (29) aangesloten wor-
den (L = linker kanaal, R = rechter kanaal):
1) Voor opnames sluit u de ingang van het appa-
raat aan op de cinch-jacks TAPE OUT. Hier is
het mastersignaal beschikbaar dat met de
schuifregelaars MAIN MIX (39) is ingesteld.
2) Wilt u de opname via het mengpaneel te
beluisteren (hoofdstuk 5.7), sluit dan de uit-
gang van het apparaat aan op de cinch-jacks
TAPE IN of op de 3,5 mm-stekkerbus AUX IN.
4.4 Regie-monitorinstallatie of
hoofdtelefoon aansluiten
Via een hoofdtelefoon en een regie-monitor -
installatie kunt u volgende signalen beluisteren:
– de signalen van de individuele ingangskanalen
– het stereomastersignaal
– het monomastersignaal
– de ingangssignalen van de jacks AUX RE -
TURN 1 en 2 (38)
– het signaal van de ingangen AUX IN / TAPE IN
(29)
Sluit de hoofdtelefoon (min. impedantie 8 Ω)
of de regie-monitorinstallatie aan op de jack
PHONES / CTRL-ROOM (51).
4.5 Monitorinstallatie voor
de muzikanten
Bij gebruik van een monitorinstallatie voor de
geluidsregeling op het podium kunt u de uitgangs-
kanalen AUX 1 en AUX 2 als monitorkanalen
gebruiken, zodat de muzikanten speciaal voor
hen afgemengde muzieksignalen te horen krijgen.
De signalen voor de monitorinstallatie kun-
nen op de jacks AUX SENDS 1 en 2 (38) afge-
nomen worden. Het is ook mogelijk dat een
kanaal van de interne uitgangsversterker het
signaal AUX 1 voor de monitorluidspreker ver-
sterkt en het andere kanaal het signaal AUX 2.
Schuif hiervoor de keuzeschakelaar (37) in de
middelste stand. Voor de aansluiting van de luid-
sprekers, zie hoofdstuk 4.7.
4.6 Extra versterker voor
het mastersignaal
Om het geluid voor het publiek te verzorgen,
kunt u de interne uitgangsversterker gebruiken.
Mocht dit niet volstaan of wordt de uitgangsver-
sterker voor de geluidsverzorging op het podium
gebruikt of moet het mastersignaal bv. in een bij-
komende ruimte te horen zijn, sluit dan een bij-
komende versterker aan op de uitgang MAIN
MIX OUT (53). Hier is het stereomastersignaal
beschikbaar dat met de schuifregelaars MAIN
MIX (39) is ingesteld. Alternatief of aanvullend
kunt u hiervoor ook de cinch-jacks TAPE OUT
(29) gebruiken.
Als een monofone geluidsvoorziening vol-
staat, dan kunt u ook de uitgang MONO (52)
gebruiken. Hier is het monomastersignaal be -
schikbaar dat met de schuifregelaar MONO (30)
is ingesteld. De interne uitgangsversterker kan
eveneens voor de monofone geluidsvoorziening
gebruikt worden (zie hoofdstuk 4.7).
4.7 Luidsprekers
Voor het aansluiten van de luidsprekers kunnen
de stekkerbussen (57) of de SPEAKON
patibele jacks (58) gebruikt worden. Bij gebruik
van de SPEAKON
®
-compatibele jacks draait u
de betreffende luidsprekerstekker rechtsom
nadat u hem in de jack hebt geplugd. Zo klikt u
de stekker vast. Om hem er later weer uit te trek-
ken, trekt u de vergrendeling van de stekker naar
achteren en draait u de stekker naar links.
De correcte aansluiting van de luidsprekers
wordt bepaald door de gewenste bedrijfsmodus
voor de uitgangsversterker. Deze stelt u in met
de schakelaar (37):
Stereowerking (bovenste schakelaarstand)
De uitgangsversterker versterkt het stereomas-
tersignaal. Sluit de luidsprekers (min. impedan-
tie 4 Ω) aan op de jack A (linker kanaal) en op de
jack B (rechter kanaal).
®
-com-