PROBLEEM
DE AANDRIJFRIEM
VAN HET
MAAIMECHANISME
STOPT TIJDENS HET
MAAIEN
DE AANDRIJFRIEM
VAN HET
MAAIMECHANISME
SLIPT
DE AANDRIJFRIEM
VAN HET
MAAIMECHANISME
SLIJT HEEL ERG
DE MAAIMESSEN
KUNNEN NIET IN
BEWEGING WORDEN
GEZET
DE MAAIMESSEN
STOPPEN MET EEN
VERTRAGING
PROBLEMEN MET HET MAAIMECHANISME,(vervolg)
MOGELIJKE OORZAKEN
Beschadigde aandrijfriem van het
maaimechanisme
De rij-aandrijfriem is onvoldoende
gespannen
Ongeschikte maaihoogte
Controleer of er misschien een
voorwerp de beweging van de riem
belemmert.
Beschadigde riempoelies
Versleten onderdelen van het
spanmechanisme
Het gras is te hoog of nat
De rij-aandrijfriem is onvoldoende
gespannen
Versleten of beschadigde spanveer van
de riem van het maaimechanisme
Een voorwerp belemmert de beweging
van de riem.
Beschadigde riempoelies
Ongeschikte maaihoogte
De rij-aandrijfriem is onvoldoende
gespannen
Beschadigde of versleten aandrijfriem
van het maaimes
Beschadigde veer van het
spanmechanisme
Een voorwerp belemmert de beweging
van de riem.
De aandrijfriem is onvoldoende
gespannen
Een voorwerp belemmert de beweging
van de riem.
Onjuiste werking van de
elektromagnetische koppeling
} Controleer de toestand van de riem. Misschien
is de riem losgesprongen van de riempoelie of is
beschadigd. Vervang de riem als dat nodig is.
}
Controleer de spanning van de aandrijfriem (
en 6.3.9) en span de riem, als dat nodig. Controleer
ook de loop van de riem.
}
Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze
aan, als dat nodig is.
}
Controleer de beweging van de riem en verwijder alle
voorwerpen en vuil, als dat nodig is.
}
Controleer alle riempoelies opnieuw. Gedeukte of
gescheurde poelies kunnen problemen veroorzaken.
Vervang deze, als dat nodig is. Controleer het
oppervlak aan de binnenzijde van de poelie op de
motor. Als het oppervlak ruw is of gescheurd, moet de
poelie worden vervangen.
}
Controleer de onderdelen van het spanmechanisme
op slijtage, vervang onderdelen, als dat nodig is.
}
Als het gras te hoog staat of nat is, kan de aandrijfriem
van het maaimechanisme slippen. Controleer dat de
riem niet versleten is. Vervang de riem als dat wel zo is.
}
Controleer de spanning van de aandrijfriem (
en 6.3.9) en span de riem, als dat nodig.
}
Controleer de spanveer van het spanmechanisme van
de riem. Vervang de veer als deze te ver is uitgerekt of
beschadigd is.
}
Controleer alle punten langs de weg die de riem aflegt.
Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen
wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als
dat het geval is.
}
Controleer poelies en vervang ze als ze beschadigd zijn.
}
Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze
aan, als dat nodig is.
}
Controleer de spanning van de aandrijfriem (
en 6.3.9) en span de riem, als dat nodig.
}
Controleer de conditie van de riem en vervang de riem
als dat nodig is. Span de riem als deze te los is.
}
Controleer de conditie van de veer van het
spanmechanisme en vervang de veer als dat nodig is.
}
Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen
wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als
dat het geval is.
}
Controleer de spanning van de aandrijfriem (
en 6.3.9) en span de riem, als dat nodig. Als de
riem niet kan worden gespannen, als gevolg van
aanzienlijke slijtage, vervang de riem dan.
}
Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen
wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als
dat het geval is.
}
Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed
overschakelt. Laat de koppeling, als deze niet goed
werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde
servicewerkplaats.
238
OPLOSSING
6.3.8
6.3.8
6.3.8
6.3.8