Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
114
Montage
6.5
Drukreduceerventiel
Voor zover het noodzakelijk blijkt dit drukreduceerventiel te installeren, zie dan tevens
de paragraaf Montage - Overdrukventiel. De plaats waar het drukreduceerventiel
dient te worden geïnstalleerd, dient volgens de gegevens van de fabrikant te worden
bepaald. Een spanningsvrije montage dient te zijn gewaarborgd.
Bepaling van de nominale diameter: drukreduceerventielen mogen niet aan de hand
van de nominale diameter van de leiding worden geselecteerd, maar op basis van
het noodzakelijke debiet.
De selectie van drukreduceerventielen dient in het kader van de
leidingnetwerkberekening met inachtneming van de door de fabrikant verstrekte
gegevens en de eisen inzake geluidsisolatie te worden uitgevoerd. Zie tevens DIN
1988-200 en DIN 4109.
6.6
Membraanexpansievat
Drukschommelingen en drukstoten in de voorraadboilers/drinkwaterleiding ontstaan
door het aftappen of opwarmen van de voorraadboiler. Deze verschijnselen
worden door het installeren van een membraanexpansievat in de koudwaterleiding
verminderd zonder dat het overdrukventiel in werking wordt gesteld. Hierdoor wordt
er minder water verspild, de belasting van het materiaal wordt gereduceerd en het
warmwatercomfort wordt verbeterd.
6.7
Drinkwaterfilter
Omdat door in het water aanwezige vreemde kleine deeltjes afsluiters en andere
appendages verstopt kunnen raken en corrosie in de leidingen kunnen veroorzaken
is het aanbevelenswaardig een drinkwaterfilter in de koudwateraanvoerleiding te
installeren.
6.8
Boilertemperatuurregelaar en -voeler
De elektronische boilertemperatuurvoeler van de verwarmingsregeling in
de dompelhuls voor de boilervoeler van de voorraadboiler steken en met de
voelerhouder bevestigen. Bij boilers met voelerkanalen, voelers op het voelerkanaal
bevestigen. De gewenste temperatuur van de boiler op de desbetreffende
temperatuurregelaar van de verwarmingsregeling instellen (max. 60°C).
6.9
Elektrische bijverwarming
De boiler kan van een aanvullende elektrische bijverwarming worden voorzien, deze
is uitgevoerd met een veiligheidstemperatuurbegrenzer. Deze schakelt bij foutieve
werking de verdere verwarming bij max. 110° C uit.
De elektrische bijverwarming in de sok op de voorraadboiler draaien. Een
boilertemperatuurregelaar en een veiligheidstemperatuurbegrenzer met een
uitschakeltemperatuur van maximaal 110°C dienen geïnstalleerd te zijn. De
gewenste boilertemperatuur op de boilertemperatuurregelaar instellen.
De voorschriften en bepalingen van de VDE en de plaatselijke energiebedrijf
moeten in acht genomen worden. De aansluiting moet van een bevoegde elektricien
uitgevoerd worden. De toestellen, vooraleer ze te openen, spanningsvrij maken.
Raak nooit onder spanning staande componenten aan - gevaar voor zwaar letsel
of zelfs de dood! Elektrische bijverwarming overeenkomstig de meegeleverde
instructies op het spanningsnet 230 V~ of 400 V~ aansluiten. De klant dient voor de
aansluitkabel zorg te dragen.
3064940_201612
