nl
(9)
Ingang 24 V
De volgende communicatie-interfaces zijn beschikbaar en worden via de bediening van de pomp ingesteld:
6.1
Analoge ingang 0-10 V
Afhankelijk van de ingestelde regelingsmodus wordt via het 0-10 V signaal de gewenste waarde van de
pomp gewijzigd.
Het 0-10 V signaal kan verschillend worden geïnterpreteerd.
LET OP
Overdrachtskarakteristieken
De letter "w" in de volgende overdrachtskarakteristieken heeft betrekking op de instelling
van de gewenste waardes voor opvoerhoogte, toerental en temperatuur.
w
max
min
Off
1
2
3
w
max
min
0
1
2
3
4
5
6
w
max
min
Off
0
1
2,5 3
82
0-10V with off
Wijziging van de gewenste waarde van de geselecteerde rege-
lingsmodus met uitschakeling van de pomp.
U < 1 V: pomp stopt
2 V < U < 3 V: pomp draait bij minimum-gewenste waarde
(start)
1 V < U < 3 V: pomp draait bij minimum-gewenste waarde (be-
10
U/V
drijf)
3 V < U < 10 V: gewenste waarde varieert tussen minimum- en
maximumwaarde (lineair)
0-10V no off
Wijziging van de gewenste waarde van de geselecteerde rege-
lingsmodus zonder uitschakeling van de pomp.
0 V < U < 10 V: gewenste waarde varieert tussen minimum- en
maximumwaarde (lineair)
7
8
9
10
U/V
2-10V CB detec.
Wijziging van de gewenste waarde van de geselecteerde rege-
lingsmodus met kabelbreukherkenning.
U < 1 V: Kabelbreuk gedetecteerd, pomp draait bij geconfigu-
reerde gewenste waarde (noodbedrijf)
1 V < U < 2,5 V: pomp stopt
2,5 V < U < 3 V: pomp draait bij minimum-gewenste waarde
10
U/V
3 V < U < 10 V: gewenste waarde varieert tussen minimum- en
maximumwaarde (lineair)
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Connect module BMS • Ed.02/2023-10
externe voedingsspanning (geplande uitbreiding)