6.2
Eisen aan de netaansluiting
Voor de netspanning van het eenfasige 230 V-net moet een
tolerantie van +10% tot -15% aanwezig zijn.
6.3
Vereisten aan elektrische componenten
Voor de netaansluiting moeten flexibele slangleidingen wor-
den gebruikt die voor de plaatsing in de open lucht geschikte
zijn. De specificatie moet minstens aan de standaard 60245
IEC 57 met de afkorting H05RN-F voldoen.
Scheidingsschakelaars moeten aan de overspanningscate-
gorie III voor volledige scheiding voldoen.
Voor de elektrische beveiliging moeten trage zekeringen met
karakteristiek C worden gebruikt.
Voor de bescherming van personen moeten voor de installa-
tieplaats voorgeschreven, voor alle stromen gevoelige aard-
lekschakelaars type B worden gebruikt.
6.4
Elektrische scheidingsinrichting
De elektrische scheidingsinrichting wordt in deze handleiding
ook als scheidingsschakelaar aangeduid. Als scheidings-
schakelaar wordt normaal gesproken de zekering respectie-
velijk de installatieautomaat gebruikt, die in de meter-/zeke-
ringkast van het gebouw is ingebouwd.
6.5
Componenten voor functie blokkering
energiebedrijf installeren
Bij de functie 'blokkering energiebedrijf' wordt de warmteop-
wekking van de warmtepomp tijdelijk door het energiebedrijf
uitgeschakeld.
Het signaal voor de uitschakeling wordt naar de aansluiting
S21 van de binnenunit geleid.
▶
Als de functie 'blokkering energiebedrijf' aanwezig is,
moet u aanvullende componenten in de meter-/zekering-
kast van het gebouw installeren en bedraden.
▶
Houd daarvoor het schakelschema in de bijlage van de
installatiehandleiding van de binnenunit aan.
6.6
Elektrische aansluiting voorbereiden
▶
Demonteer de afdekking van de elektrische aansluitin-
gen.
6.7
Stroomvoorziening tot stand brengen
1
L
N
PE
1.
Installeer voor het product, indien dit voor de installatie-
plaats is voorgeschreven, een aardlekschakelaar.
2.
Installeer voor het product in het gebouw een schei-
dingsschakelaar (1).
3.
Gebruik een 3-polige netaansluitkabel.
4.
Leid de netaansluitkabel van het gebouw door de
wanddoorvoer naar het product.
0020311868_03 Installatie- en onderhoudshandleiding
5.
6.
7.
8.
6.8
1.
2.
3.
XT1
1
L
2
N
3
4.
Voorwaarde: Leidinglengte tot 15 m
▶
▶
≤
30 mm
L
N
PE
≤
40 mm
Verwijder de mantel van de netaansluitkabel. Let er
hierbij op dat de isolatie van de verschillende aders
niet wordt beschadigd.
Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dient
u de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-
hulzen te voorzien.
2
Sluit de netaansluitkabel op de aansluiting (2) aan.
Bevestig de netaansluitkabel met de trekontlastings-
klem.
Modbus-kabel aansluiten
Neem de binnenunit uit de bijverpakking met deze on-
derdelen: adapter, schroefklem en aardklem.
Neem de buitenunit uit de bijverpakking met deze on-
derdelen: 15 m-Modbus-kabel.
A
Modbus
B
PE
Waarborg, dat met de modbus-kabel de aansluitingen
A en B op de binnenunit met de aansluitingen A en B
op de buitenunit worden verbonden. Gebruik daarvoor
een modbus-kabel met verschillende aderkleuren voor
de signalen A en B.
Bepaal de leidinglengte tussen de binnenunit en de
buitenunit.
Gebruik de Modbus-kabel uit de bijverpakking van het
product.
Leid de Modbus-kabel van het gebouw door de wand-
doorvoer naar het product.
AP4
CN12
A
B
GND
185