3.9
Toepassingsgrenzen
Het product werkt tussen een minimale en maximale bui-
tentemperatuur. Deze buitentemperaturen definiëren de
gebruiksgrenzen voor de CV-functie, warmwaterfunctie en
koelmodus. Het bedrijf buiten de gebruiksgrenzen leidt tot
het uitschakelen van het product.
3.9.1
CV-bedrijf
B
60
50
40
30
20
1
10
0
-30
-20
-10
0
A
Buitentemp. Offset
B
Verwarmingswatertem-
peratuur
De minimale volumestroom is in de startfase 520 l/h en in
continuwerking 410 l/h.
3.9.2
Warmwaterbedrijf
B
60
50
40
30
20
1
10
0
-30
-20
-10
0
A
Buitentemp. Offset
B
Verwarmingswatertem-
peratuur
De minimale volumestroom is in de startfase 520 l/h en in
continuwerking 410 l/h.
174
2
10
20
30
40
1
In de startfase
2
In continuwerking
2
10
20
30
40
50
1
In de startfase
2
In continuwerking
3.9.3
Koelmodus
B
25
20
15
10
5
5
10
15
A
Buitentemperatuur
De minimale volumestroom is in de startfase 470 l/h en in
continuwerking 370 l/h.
Het product start ook in koelmodus, wanneer de CV-water-
A
temperatuur in de retour hoger wordt dan 25 °C.
3.10
Ontdooimodus
Bij buitentemperaturen onder 5 °C kan dauwwater aan de la-
mellen van de verdamper bevriezen en kan zich rijp vormen.
De rijp wordt automatisch herkend en met bepaalde interval-
len automatisch ontdooid.
De ontdooiing gebeurt met een koudecircuitomkering tij-
dens het bedrijf van de warmtepomp. De hiervoor benodigde
warmte-energie wordt aan de CV-installatie ontnomen.
Om het ontdooien te waarborgen, moet een minimale hoe-
veelheid CV-water in de CV-installatie circuleren (→ Installa-
tiehandleiding van binnenunit).
3.11
Veiligheidsinrichtingen
Het product is met technische veiligheidsinrichtingen uitge-
rust. Zie afbeelding beveiligingen in de bijlage.
Als de druk in het koudemiddelcircuit de maximumdruk van
4,5 MPa (45 bar) overschrijdt, dan schakelt de drukscha-
kelaar het product tijdelijk uit. Na een wachttijd vindt een
nieuwe startpoging plaats. Na drie mislukte startpogingen
na elkaar wordt een foutmelding weergegeven.
Als het product uitgeschakeld wordt, dan wordt de verwar-
ming van de carterbehuizing bij een compressoruitlaattem-
A
peratuur van 7 °C ingeschakeld om mogelijke schade bij het
herinschakelen te verhinderen.
Als de gemeten temperatuur aan de compressoruitlaat hoger
is dan de toegestane temperatuur, dan wordt de compressor
uitgeschakeld. De toegestane temperatuur is afhankelijk van
de verdampings- en condensatietemperatuur.
In de binnenunit wordt de circulerende waterhoeveelheid van
het CV-circuit bewaakt. Als bij een warmtevraag bij lopende
circulatiepomp geen doorstroming wordt herkend, dan treedt
de compressor niet in werking.
Als de CV-watertemperatuur onder 4 °C daalt, dan wordt au-
tomatisch de vorstbeveiligingsfunctie van het product geacti-
veerd door de CV-pomp te starten.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020311868_03
20
25
30
35
40
B
CV-watertemperatuur
A
45
50