10.4
Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren
10.4.1 Product reinigen
▶
Reinig het product alleen als alle manteldelen en afdek-
kingen zijn gemonteerd.
▶
Reinig het product niet met een hogedrukreiniger of een
gerichte waterstraal.
▶
Reinig het product met een spons en warm water met
reinigingsmiddel.
▶
Gebruik geen schurende middelen. Gebruik geen oplos-
middelen. Gebruik geen chloor- of ammoniakhoudende
reinigingsmiddelen.
10.4.2 Manteldelen demonteren
▶
Demonteer de manteldelen voor zover die voor de
volgende onderhoudswerkzaamheden nodig zijn.
(→ Hoofdstuk 4.10.1)
10.4.3 Verdamper reinigen
1.
Reinig de spleet tussen de lamellen van de verdamper
met een zachte borstel. Vermijd hierbij dat de lamellen
worden gebogen.
2.
Verwijder vervuiling en afzettingen.
3.
Trek eventueel gebogen lamellen met een lamellen-
kam glad.
10.4.4 Ventilator controleren
1.
Draai de ventilator met de hand.
2.
Controleer of de ventilator vrij kan lopen.
10.4.5 Condensafvoer reinigen
1.
Verwijder vervuiling, die zich op de condensbak of in
de condensafvoerleiding heeft verzameld.
2.
Controleer de vrije afvoer van water. Giet hiervoor ca.
1 liter water in de condensbak.
10.4.6 Koudemiddelcircuit controleren
188
1.
Controleer of de componenten en buisleidingen vrij zijn
van verontreiniging en corrosie.
2.
Controleer de afdekkap (1) van de onderhoudsaanslui-
ting op goede bevestiging.
3.
Controleer of de thermische isolatie van de koudemid-
delleidingen onbeschadigd is.
4.
Controleer of de koudemiddelleidingen zonder knikken
geplaatst zijn.
10.4.7 Koudemiddelcircuit op dichtheid
controleren
1.
Controleer of de componenten in het koudemiddelcir-
cuit en de koudemiddelleidingen vrij zijn van beschadi-
gingen, corrosie en olielekkage.
2.
Controleer het koudemiddelcircuit met een gaslekde-
tector op dichtheid. Controleer daarbij alle componen-
ten en leidingen.
3.
Noteer het resultaat van de dichtheidstest in het instal-
latieboek.
10.4.8 Elektrische aansluitingen controleren
1.
Controleer in de aansluitkast de elektrische leidingen
op goede bevestiging in de stekkers of klemmen.
2.
Controleer in de aansluitkast de aarding.
3.
Controleer, of de netaansluitkabel is beschadigd. Wan-
neer vervangen nodig is, moet u waarborgen dat het
vervangen wordt uitgevoerd door Vaillant, het service-
team of een gekwalificeerd persoon om gevaren te ver-
mijden.
4.
Controleer in het product de elektrische leidingen op
goede bevestiging in de stekkers of klemmen.
5.
Controleer in het product of de elektrische leidingen vrij
van beschadigingen zijn.
6.
Wanneer een fout bestaat, die de veiligheid beïnvloedt,
schakel dan de voedingsspanning niet eerder in, dan
de fout is opgelost.
7.
Wanneer de directe oplossing van deze fout niet mo-
gelijk is, maar gebruik van de installatie echter nodig is,
zorg dan voor een passende overgangsoplossing. In-
formeer daarover de gebruiker.
10.4.9 Dempingsvoeten op slijtage controleren
1.
Controleer of de dempingsvoeten duidelijk samenge-
drukt zijn.
2.
Controleer of de dempingsvoeten duidelijke scheuren
vertonen.
3.
Controleer of aan de schroefverbinding van de dem-
pingsvoeten aanzienlijke corrosie is opgetreden.
4.
Koop eventueel nieuwe dempingsvoeten en monteer
ze.
1
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020311868_03