6.1. KLEMMENBORD CN1
6.1.1. V
22V~
oeding
Klemmen "VAC / VAC". Sluit de kabels van de secundaire wikkeling van de transformator aan op deze klemmen. De
aanwezigheid van netspanning wordt gesignaleerd doordat de led "POWER",die zich onder het klemmenbord bevindt,
brandt.
6.1.2. B
atterijen
Klemmen "+BAT / -BAT". Sluit de kabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De besturingseenheid is
uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de eigenschappen weergegeven in de tabel in paragraaf
2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen opgeladen blijven, ze treden in werking als de
netvoeding uitvalt.
• De voeding door middel van batterijen wordt als een NOODSITUATIE beschouwd, het aantal manoeuvres dat
kan worden uitgevoerd hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort,
van hoeveel tijd er is verstreken vanaf het moment dat de netvoeding is uitgevallen, enz. enz...
• De twee batterijen moeten in serie op elkaar worden aangesloten.
• Neem de polen van de batterijen in acht.
6.1.3. a
ccessoires
Klemmen "+ACC / -ACC". Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de accessoires aan.
• De maximale lading van de accessoires bedraagt 500mA.
• De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij het aansluiten van de accessoires de polen in
acht.
6.1.4. a
arding
Klem "
". Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken.
6.2. KLEMMENBORD CN2
6.2.1. W
aarschuWingslamp
Klemmen "LAMP / LAMP". Sluit op deze klemmen de waarschuwingslamp met voeding 24Vdc maximaal 15W aan.
Vòòr iedere manoeuvre knippert de waarschuwingslamp 0,5 seconde.
• Het wordt aangeraden de waarschuwingslamp aan te sluiten voordat de kaart wordt geprogrammeerd, aangezien
door een bepaald aantal keer te knipperen de verschillende programmeerfasen van zowel de besturingseenheid
als de ontvanger worden aangegeven.
• Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de
besturingseenheid.
6.2.2. m
otor
Klemmen "CHM1 / APM1". Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de motor aan. De maximale lading van de motor
bedraagt 70W.
6.3. KLEMMENBORD CN3
6.3. e
ncoder
Klemmen "SIG / +ENC / -ENC". Sluit op deze klemmen respectievelijk het signaal afkomstig van de encoder en de twee
voedingskabels aan.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de encoder correct te laten werken.
6.3.2. e
indschakelaar Bij sluiting
Klemmen "COMF / FCC". Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor sluiting van de poort aan. Deze
schakelaar grijpt in door de sluitingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven
door de led "FCC".
6.3.3. e
indschakelaar Voor opening
Klemmen "COMF / FCA". Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor opening van de poort aan. Deze
schakelaar grijpt in door de openingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven
door de led "FCA".
• Voor een correcte werking van de encoder is het absoluut noodzakelijk beide eindschakelaars aan te
sluiten.
• Het contact "COMF" mag uitsluitend worden gebruikt als gemeenschappelijk contact van de eindschake-
laars.
6. BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN
Fcc
Fca
54