RIDGID SeekTech SR-60 Manual De Instrucciones página 216

Ocultar thumbs Ver también para SeekTech SR-60:
SeekTech SR-60
Indien gewenst kunt u het geluid terugbrengen tot een gemid-
delde toonhoogte (in om het even welke modus) door tijdens
de werking op de selectietoets te drukken. Zie ook het hoofdstuk
Richtingsgeluid, hieronder.
Belangrijke begrippen in verband met het gebruik van de
SR-60
NABIJHEIDSSIGNAAL weerspiegelt de nabijheid van de plaats-
bepaler tot de doelleiding; hoe dichter de plaatsbepaler het
centrum van het gedetecteerde veld nadert, hoe hoger het
nabijheidssignaalgetal wordt. Het nabijheidssignaal wordt
berekend op basis van de verhouding tussen de signalen ont-
vangen door de onderste en bovenste antenne, aangepast om
schaalbaarheidsredenen.
SIGNAALSTERKTE staat voor de sterkte van het veld dat wordt
gedetecteerd door de onderste antennebol van de SR-60, die
wiskundig wordt omgezet om schaalbaarheidsredenen. In een
helder en onvervormd veld kunt u lokaliseren op basis van de
signaalsterkte alleen.
VERVORMING is de graad waarin het gedetecteerde veld ver-
vormd is. In een onvervormde omgeving genereert stroom in
een lange geleider een veld dat cilindervormig is, langs de gelei-
der. In geval van meerdere velden wordt het gedetecteerd veld
uit vorm geduwd of getrokken en meten de verschillende anten-
nes verschillende veldsterkten. Op de SR- 60 wordt vervorming
weerspiegeld door de traceerlijn die onscherp in plaats van
scherp wordt, of door afwijkingen tussen de geleidingspijlen, de
traceerlijn en de signaalsterkte.
TRACEERLIJN geeft de richting en de graad van vervorming
weer in het gedetecteerde veld.
GELEIDINGSPIJLEN worden aangestuurd door de signalen die
de geleidingsantennes van de SR-60 ontvangen. Wanneer de
door deze zijantennes gedetecteerde velden gelijk zijn, worden
de pijlen gecentreerd. Als een van beide een sterker veldsignaal
ontvangt dan de andere, wijzen de pijlen naar het waarschijn-
lijke midden van de doelgeleider. Wanneer u de door de pijlen
aangegeven richting beweegt, gaat u dichter naar het centrum
van het gedetecteerde veld. Een kleine "geleidingslijn" op het
uiteinde van een geleidingspijl geeft de mate van centrering
t.o.v. het veld van de geleider aan. Ze bereikt haar maximale
lengte bij een correcte centrering t.o.v. de geleider, waarbij de as
van de geleidingsantenne het veld in een hoek van 90° kruist. De
draaigeleidingspijlen langs de rand van het display geven aan in
welke richting u moet draaien om het toestel te centreren t.o.v.
de gedetecteerde geleider.
RICHTINGSGELUID uit stereoluidsprekers stelt u in staat een lei-
ding te volgen aan de hand van geluid, zodat u niet naar het toe-
stel hoeft te kijken en visueel in contact kunt blijven met verkeer
of hindernissen in de omgeving. De Sound Pointer-luidsprekers
werden zo ontworpen dat ze kunnen vastgeklemd op beide
schouders van een jasje of vest.
214
Het stereogeluid van de luidsprekers zal naar links of naar rechts
faden. De luidere zijde bevindt zich het dichtst bij het centrum
het gedetecteerde veld. Het stereogeluid is in balans wanneer
u zich precies boven de leiding bevindt. De gebruiker kan bo-
ven de leiding blijven door te luisteren naar de geluidssignalen
in plaats van de kijken naar de visuele indicaties op het display.
De SR-60 wordt geleverd met luidsprekers die kunnen worden
vastgeklemd op de schouders van een veiligheidsjas.
Afsluiten
Wanneer u de aan/uit-toets indrukt, begint er een vertragings-
tijd van 3 seconden te lopen, tijdens welke het uitschakelsig-
naal weerklinkt. Na het verstrijken van die vertragingstijd wordt
SR- 60 uitgeschakeld.
Traceren van leidingen met de SR-60
Er zijn twee hoofdmethoden om te zoeken naar ondergrondse
leidingen met de SR-60. Ze worden actief en passief genoemd.
Het verschil is dat er bij het actief traceren van leidingen een
stroom op de geleider wordt gezet met behulp van een zender,
en dat specifieke signaal wordt dan opgespoord met behulp van
de plaatsbepaler. Bij passief traceren wordt er geen zender ge-
bruikt maar wordt er gezocht naar om het even welk signaal dat
kan worden opgepikt bij bepaalde frequenties.
Actieve leidingtracering
Bij actieve leidingtracering worden de ondergrondse leidingen
bekrachtigd met een zender voor plaatsbepaling. Het actieve
signaal wordt dan opgespoord met behulp van de SR-60. Een
leidingzender verschilt van een sonde in die zin dat hij wordt
gebruikt voor het bekrachtigen van een leiding, in plaats van te
fungeren als doel om te lokaliseren, zoals dat met een sonde het
geval is. Plaatsbepalingszenders bekrachtigen leidingen door
ze er rechtstreeks op aan te sluiten met klemmen, door recht-
streeks het signaal teweeg te brengen met behulp van een klem,
of door het signaal teweeg te brengen met behulp van in de zen-
der ingebouwde inductiespoelen.
Ridge Tool Company
Figuur 19: Aftelscherm (uitschakelen)
loading