slijpen. We raden aan de snijdiepte bij te stellen na elke
derde kettingslijpbeurt.
We raden u aan onze vijlmal voor de tanddiepte te
gebruiken, om de juiste maat voor de tanddiepte en de
juiste hoek van de dieptestellernok te krijgen.
(Fig. 132)
1. Gebruik een platte vijl en een vijlmal om de hoogte
van de dieptesteller aan te passen. Gebruik alleen
een Husqvarna-vijlmal om de juiste tanddiepte en
vijlhoek te verkrijgen.
2. Plaats de vijlmal op de zaagketting.
Let op:
Zie de verpakking van de vijlmal voor
meer informatie over het gebruik.
3. Gebruik de platte vijl om het gedeelte van de
dieptesteller te verwijderen dat boven de vijlmal
uitsteekt. (Fig. 133)
De zaagketting spannen
WAARSCHUWING:
zaagketting die niet correct is gespannen,
kan losschieten uit de geleider en ernstig of
fataal letsel veroorzaken.
Hoe meer u de ketting gebruikt, hoe langer deze wordt.
Het is belangrijk om de zaagketting regelmatig af te
stellen.
Controleer de spanning van de zaagketting elke keer als
u de kettingolie bijvult.
Let op:
Een nieuwe zaagketting heeft een
inloopperiode waarin de spanning vaker moet worden
gecontroleerd.
1. Klap de knop naar buiten tot deze opent. (Fig. 134)
2. Draai de knop linksom om het deksel van het
kettingaandrijfwiel los te maken. (Fig. 135)
3. Draai het kettingspannerwiel om de spanning van de
zaagketting af te stellen. De zaagketting moet strak
aanliggen tegen de geleider. (Fig. 136)
Let op:
Draai het wiel omlaag (+) voor meer
spanning en omhoog (-) voor minder spanning. De
zaagketting heeft de juiste spanning als u de ketting
nog gemakkelijk met de hand kunt draaien en de
ketting strak aanligt tegen de geleider.
4. Draai de knop rechtsom om de geleiderknop vast te
draaien. (Fig. 137)
5. Klap de knop in om de spanning vast te zetten. (Fig.
138)
212
De spanning van de zaagketting
afstellen (met zaagbladbout)
1. Draai de zaagbladmoer los waarmee de afdekking
van het kettingaandrijfwiel is bevestigd. Gebruik de
combinatietang. (Fig. 139)
2. Til de voorkant van de geleider op en draai
de stelschroef van de ketting aan. Gebruik de
combinatietang.
3. Span de zaagketting totdat deze strak tegen de
geleider zit. (Fig. 140)
4. Draai de zaagbladmoer vast met de
combinatiesleutel en til hierbij tegelijkertijd de
voorzijde van het zaagblad omhoog. (Fig. 141)
5. Controleer of de zaagketting gemakkelijk met de
hand kan worden rondgedraaid en of deze niet
doorhangt aan de onderkant van het zaagblad. (Fig.
142)
Let op:
positie van de kettingspanschroef op uw product.
Een
Smering van de zaagketting
controleren
Controleer de smering van de zaagketting na elke derde
keer dat u de accu oplaadt.
1. Start het apparaat en laat het draaien op driekwart
van het maximale vermogen. Houd het zaagblad
ongeveer 20 cm (8 inch) boven een lichtgekleurd
oppervlak.
2. Als de smering van de zaagketting correct is, ziet u
na 1 minuut een duidelijke olielijn op het oppervlak.
(Fig. 143)
3. Als de smering van de zaagketting niet correct is,
voert u de volgende controles uit.
a) Controleer het oliekanaal in de geleider om te
controleren of dit niet verstopt is. Maak schoon
indien nodig. (Fig. 144)
b) Controleer de groef in de rand van de geleider
om ervoor te zorgen dat deze schoon is. Maak
schoon indien nodig. (Fig. 145)
c) Zorg ervoor dat het neuswiel van het zaagblad
soepel draait en dat de smeeropening van het
tandwielpunt van de geleider open is. Maak
schoon en smeer indien nodig. (Fig. 146)
4. Als de smering van de zaagketting niet correct is
nadat u de bovenstaande stappen hebt gevolgd,
neem dan contact op met uw servicedealer.
Het kettingaandrijfwiel controleren
•
Controleer het kettingaandrijfwiel op slijtage.
Vervang het kettingaandrijfwiel indien nodig.
•
Het kettingaandrijfwiel moet vervangen worden
telkens wanneer u de zaagketting vervangt. (Fig.
147)
Productoverzicht op pagina 193 voor de
Zie
1951 - 001 - 23.09.2022