Installatie en aansluiting
Aansluitkabels leggen
De aansluitkabels moeten bij alle apparaten volgens
de lokale geldende voorschriften in de verdeelkast
worden gelegd en alle elektrische interfaces moeten
tegen aanraking worden beveiligd.
e
Gebruik geschikte installatiekabels die voldoen
aan de ter plaatse geldende voorschriften.
e
Kort de installatiekabels in zodat ze geschikt
zijn voor de locatieverhoudingen en de montage-
plaats.
e
Houd de productspecifieke buigradii uit de in-
stallatiehandleiding aan om beschadigingen aan
kabels en hardware te vermijden.
Aansluiting op de gebouwinstalla-
tie
OPMERKING
Onjuiste toewijzing van de fasen
Onjuist toegewezen fasen kunnen onjuiste resultaten
en storingen veroorzaken.
Zorg er bij een stroomnet met meerdere fasen voor
dat één fase bij de huisaansluiting overeenkomt met
de fase bij de aansluiting van de Porsche lader en
eventueel de fase van een inverter van een fotovol-
taïsch systeem. Er mag nergens sprake zijn van een
fasenverwisseling omdat anders de fase-individuele
laadfuncties niet werken. Met deze installatie kunnen
stroomsensoren aan de stroombronnen en stroom-
verbruikers in de webtoepassing in de normale fase-
nvolgorde (bijv. L1-L2-L3) worden toegewezen, die
overeenkomt met de fasen van de spanningsmeting.
174
Alle apparaten moeten volgens de ter plaatse gel-
dende voorschriften en normen op de bestaande ge-
bouwinstallatie worden aangesloten.
Communicatie van de oplaadkabel met de
energiemanager
–
De intelligente oplaadkabel is meerfasig aange-
sloten (stopcontact of vast gemonteerd):
e
Verifieer dat de fasen van de energiemanager en
de oplaadkabel overeenkomen.
–
De intelligente oplaadkabel is éénfasig aangeslo-
ten:
e
Gebruik bij de fasentoewijzing in de webtoepas-
sing die fase waarop de intelligente oplaadkabel
is aangesloten.
Externe adapter aansluiten
e
Volg de inbouwinstructies van de fabrikant.
g Zie het hoofdstuk "Bijbehorende documenten"
op pagina 162.
e
Sluit de DC-uitgang aan de energiemanager aan
volgens de penbezetting van de stekkerverbinder
voor de spanningsverzorging (J102).
e
De adapter wordt via kabels met de energiema-
nager verbonden. Deze kabels moeten moet door
een elektromonteur worden voorbereid.
Communicatie RS485/CAN aansluiten
Informatie
Geen toepassing van aansluiting op RS485/CAN in
de software (08/2019). Lees de release-informatie
bij de nieuwe softwareversies voor functies die in de
toekomst beschikbaar komen.
Wanneer de energiemanager op de gebouwinstallatie
wordt aangesloten, bestaat het gevaar dat de stekker
voor de DC-spanningsvoorziening (J102) per onge-
luk in de poort voor RS485/CAN wordt gestoken.
De energiemanager kan dan beschadigd raken. Door
de meegeleverde zespolige stekkerverbinder zonder
aansluitkabel (J1000) te gebruiken, voorkomt u dat
de aansluitingen worden verwisseld.
e
Steek de stekkerverbinder zonder aansluitkabel
in de aansluiting J1000 in de behuizing van de
energiemanager.
Relaiskanalen aansluiten
Informatie
Geen toepassing van aansluiting op relaiskanalen in
de software (08/2019). Lees de release-informatie
bij de nieuwe softwareversies voor functies die in de
toekomst beschikbaar komen.
Bij de energiemanager wordt een bijbehorende stek-
kerverbinder zonder aansluitkabel meegeleverd.
e
Steek de stekkerverbinder zonder aansluitkabel
in de aansluiting J900/J901 in de behuizing van
de energiemanager.
Stroom- en spanningsmeting aansluiten
De stroom- en spanningsmeetkanalen worden via
meerdere stekkerverbindingen aangesloten. De be-
nodigde stekkerverbinders worden bij de energiema-
nager meegeleverd. Als de stroomsensoren of de
stroomdraden voor de spanningsmeting niet of on-
juist worden aangesloten, heeft dit aanzienlijke func-
tiebeperkingen tot gevolg.