A)
B)
C)
NL
D)
E)
110
6.2 Afdaalmogelijkheden
De op te brengen kracht hangt af van het gewicht van de persoon
(incl. uitrusting) en de overbrenging van het apparaat.
Welke uitrustingsversie de ideale is voor uw gebruiksdoel, kunt u
vinden in de hiernaast gegeven afbeeldingen:
Overbrenging 1:1 (afb. A)
Snel afdalen - de lijnsnelheid is gelijk aan de afdaalsnelheid.
Bij deze combinatie is de overbrenging 1:1, d.w.z. de trekkracht is
gelijk aan het gewicht van de afdalende persoon.
Overbrenging 2:1 (afb. B)
De overbrenging is 2:1, de stijg- resp. afdaalsnelheid is de helft van de
lijnsnelheid.De trekkracht voor de afdaalhulpkracht is slechts de helft
van het gewicht van de afdalende persoon.
Overbrenging 3:1 (afb. C)
De overbrenging is 3:1, de stijg- resp. afdaalsnelheid is een derde van
de lijnsnelheid. De trekkracht voor de afdaalhulpkracht is slechts een
derde van het gewicht van de afdalende persoon.
Overbrenging 4:1 (afb. D)
De overbrenging is 4:1, de stijg- resp. afdaalsnelheid is een kwart van
de lijnsnelheid. De trekkracht voor de afdaalhulpkracht is slechts een
kwart van het gewicht van de afdalende persoon.
Overbrenging 5:1 (afb. E)
De overbrenging is 5:1, de stijg- resp. afdaalsnelheid is een vijfde van
de lijnsnelheid. De trekkracht voor de afdaalhulpkracht is slechts een
vijfde van het gewicht van de afdalende persoon.