NL
5.2
Kettingspanning controleren
De kettingspanning vaak controleren, omdat een
nieuwe zaagketting vanzelf langer wordt.
Bij de bedrijfstemperatuur wordt de zaagketting
langer en hangt deze iets door.
OPMERKING De zaagketting is correct
gespannen wanneer deze:
■
aanligt tegen de onderkant van het zaagblad
en met de hand kan worden doorgetrokken.
■
in het midden van het zaagblad ongeveer 3 -
4 mm omhoog kan worden getild.
VOORZICHTIG! Ongevalsrisico door los-
springen van zaagketting! Een onvoldoende
strak gespannen zaagketting kan tijdens het ge-
bruik losspringen en letsel veroorzaken.
■
Controleer de kettingspanning regelmatig. De
kettingspanning is te laag, wanneer de ket-
tingschakels aan de onderkant van het zaag-
blad uit de groef komen.
■
Span de zaagketting volgens voorschrift, zo-
dra de kettingspanning te laag is.
5.3
Werkingstest van de kettingrem
De kettingzaag is uitgerust met een handbedien-
de kettingrem die bijv. bij een terugslag (kick-
back) via de kettingrembeugel wordt geactiveerd.
Bij bediening van de kettingrem worden de ket-
tingzaag en de motor onmiddellijk gestopt.
GEVAAR! Levensgevaar vanwege achte-
loos gebruik! Door onvoorzichtige en onvoorzie-
ne bewegingen van de kettingzaag kan zeer
zwaar, tot dodelijk letsel worden veroorzaakt.
■
Ga bij het werken met de kettingzaag altijd
veiligheidsbewust en zeer geconcentreerd te
werk.
■
Bij het vrijgeven van de kettingrem geen
schakelaar indrukken.
WAARSCHUWING! Levensgevaar en ge-
vaar voor zeer ernstig persoonlijk letsel door
een defecte kettingrem. Wanneer de kettingrem
niet werkt kan, bijv. bij een terugslag (kickback),
de zaagketting de gebruiker zeer ernstig, tot do-
delijk letsel toebrengen.
■
Test voor het begin van alle werkzaamheden
steeds eerst de kettingrem.
■
Schakel de kettingzaag niet in, wanneer de
kettingrem defect is. Laat de kettingzaag in
een dergelijk geval controleren door een des-
kundige werkplaats.
60
5.3.1
Kettingrem testen bij uitgeschakelde
motor (09, 10)
1. Om de kettingrem vrij te geven, trekt u de
kettingrembeugel (09/1) richting de beugel-
greep (09/2) (09/a). De zaagketting kan nu
met de hand rond worden getrokken.
2. Om de kettingrem in te schakelen, drukt u de
kettingrembeugel (10/1) naar voren (10/a).
Het mag nu niet mogelijk zijn de zaagketting
rond te trekken.
5.3.2
Kettingrem testen bij ingeschakelde
motor (09, 10)
OPMERKING Alvorens de kettingzaag in
te schakelen altijd de kettingrem vrijgeven.
1. Houd de kettingzaag veilig en stevig vast bij
de beugelgreep en de achterste greep.
2. Trek de kettingrembeugel (09/1) richting de
beugelgreep (09/2) (09/a) om zo de ketting-
rem vrij te geven.
3. Schakel de motor in.
4. Duw de kettingrembeugel (10/1) naar voren
(10/a). De zaagketting en de motor moeten
direct stoppen.
6 BEDIENING
GEVAAR! Levensgevaar en gevaar voor
zeer ernstig letsel. Onbekendheid met de veilig-
heidsinstructies en bedieningsinstructies kan bij-
zonder ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben.
■
Lees en volg alle veiligheidsinstructies en be-
dieningsinstructies in deze gebruiksaanwij-
zing op evenals in de gebruiksaanwijzingen
waarnaar wordt verwezen, voordat u de ket-
tingzaag gebruikt!
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel als gevolg van een defect apparaat.
Het gebruik van een defect apparaat kan ernstig
letsel en schade aan het apparaat veroorzaken.
■
Apparaat alleen gebruiken als het niet defect
of beschadigd is en er geen onderdelen ont-
breken of loszitten.
■
Neem de nationale voorschriften voor de ge-
bruiksduur in acht.
■
Houd de achterste handgreep vast met de
rechterhand en de beugelgreep met de lin-
kerhand.
■
De handgrepen niet loslaten zolang de motor
draait.
EKS 2000/35 | EKS 2400/40 | EKI 2200/40
Bediening